1.000 vC | De zeespiegel stijgt gemiddeld 15 cm per eeuw. | Klik voor vergroting |
0000 | De Romeinse Tijd duurde in Zeeland van van 54 voor Chr. tot ca. 300 na Chr.. De Romeinen brachten selderij, peterselie, biet, sla, knoflook en witte wortel, de voorloper van de aardappel. De kustvlakte tot aan de rand van de zandstreek bestaat voor nagenoeg de helft uit een met geulen doorsneden waddengebied van slikken en schorren dat wij thans kunnen vergelijken met de huidige Nederlandse schorren. In deze D-II-Transgressie wordt dagelijks zand en klei afgezet wat tot opslibbing en verhoging leidt van het wad. Aan de ene kant groeien de bedoelde gebieden aan door aanslibbingen, maar aan de andere kant worden de aanwinsten door springvloeden en andere stormen teniet gedaan en neemt de zee er telkens nog een stuk land bij. Deze wisselwerking tussen zee en land met de zee aan de winnende hand, maakt in de periode 250-500 bijna alle bewoning achter de Zeeuwse en Vlaamse duinen onmogelijk. |
400 | De leeggelopen kust- en Scheldestreek was al deels herbewoond vanaf de 4e eeuw met Saksische groepen die hun Germaanse cultuur en taal behielden. De naam Vlaanderen wordt voor het eerst genoemd in 358, toen de Franken Vlaanderengouw of pagus Flandrensis van de Romeinen onder hun beheer kregen. Tussen de 3e en de 8e eeuw werd het gebied tweemaal per dag overstroomd door de Noordzee. Tientallen grote vloeden, in 486 met aardbevingen, teisterden dijken en duinen en verdreven de inwoners. In deze tijd zijn reeds een paar nederzettingen ontstaan, o.a. Aardenburg en Oostburg, welke beide plaatsen al zeer vroeg worden vermeld en tot de oudste van ons land behoren. |
600 | Vanaf 600 wordt het christendom gebracht bij onze heidense voorouders. Het eerst horen we van St. Ursmarus, die kort na 600 in de omgeving van Oostburg predikt en die in Rodenburg (Aardenburg) een klooster sticht. Omstreeks 650 zijn het St. Amandus en vooral St. Eligius (Eloy), die hier onverdroten het geloof hebben verkondigd ondanks velerlei moeilijkheden. Ook St. Willibord heeft deze streken op zijn menigvuldige missiereizen bezocht. Pas na het stichten van abdijen worden resultaten bereikt. |
838 | Op tweede kerstdag, 26 december 838, treft een zware stormvloed het gehele kustgebied van de Lage Landen. Het water bereikt bijna de hoogte van de machtige duinen. Het zou de zwaarste stormvloed in deze eeuw zijn geweest. Volgens de geschriften van Gerward uit Nijmegen en Prudentius, de latere bisschop van Troyes, zijn er meer dan 2500 slachtoffers. Hun gegevens zijn echter uit de tweede hand. |
950 | Bij de opkomende handel in Vlaanderen wordt al geld gebruikt. Gezien de nauwe contacten met het achterland, zijn het overwegend Duitse zilveren en Gouden muntstukken. |
976 | In een charter uit 976 wordt een grondruil tussen Keizer Otto II en de St. Baafs abdij te Gent beschreven. Het betreft de pagus Thesandrie. De verklaring van een hoogleraar geschiedenis, dat dit het Eiland van Cadzand betreft, is onjuist. Lees verder...
|
1000 | De periode van het jaar 1000 tot 1400 wordt De Middeleeuwen genoemd. De Schelde loopt via de Oosterschelde in zee uit. Lees verder... | klik voor vergroting |
1014 | 29 sept. 3 dagen harde wind zonder regen. Het zeewater wordt het land ingejaagd. Schepen slaan te pletter. In de kroniek van de abdij van Quedlinburg in Saksen spreekt men van duizenden doden. Het gevolg van de stormvloed moet een langdurige overstroming zijn geweest. De kustbewoners gaan zich na deze overstroming beschermen tegen het water met het opwerpen van 2 meter hoge terpen. Deze helpen maar matig. In de jaren 1015, 1016, 1017, 1020 en 1040 volgen meer overstromingen. De opwas (ce sant) ten noordoosten van Lammingsvliet (Sluys) heeft een lage begroeing, geschikt als schapenwei, maar het is niet bekend of er zich al mensen (tijdelijk) gevestigd hebben. |
1042 | Op 2 november 1042 wordt de kust van Vlaanderen getroffen. De stormvloed wordt slechts in één bron vermeld en is daardoor minder betrouwbaar. |
1050 | Bewoning en de eerste inpoldering van Casant. Lees verder... |
1050 | De oorsprong van de naam Casant. Lees verder... |
1080 | In 1080, 1082 en 1086 veroorzaken grote watervloeden een hoge sterfte onder vee en pluimvee en mislukken graanoogsten. |
1096 | Onder het dekenaat (moederparochie) Rodenburgh (Aardenburg) komen Hannekenswerve (bij Draaibrug), Lammingsvliet (het latere Sluis) en Casant voort. Hannekenswerve en Lammingsvliet zijn enkele jaren vóór 1089 gesticht. Het bisdom Doornik gaf in 1096 via het aartsdiaconaat Brugge aan het dekenaat Aardenburg de opdracht de parochie Casant te stichten. ( Cartulaire de Saint Bavon à Gand, charter 15, p22) De parochie Casant en een kapel zijn volgens een register uit 1559 bekostigd door Radbod, bisschop van Doornik. Gezien de naam van de polder, heeft de kapel op Casant uiterst rechts op het hoogste punt in de Kercpolre (27) gestaan tegenover de latere ‘Onze Vrouwe Kercke op Cassant’. De oude nederzetting Casant moet in het midden van het eiland gelegen hebben. Noord van de latere Oudelandsepolder lag nog een kern, Oudewerve, en in NO, bij de latere Tienhonderdpolder de kern Stockelins-cruce (drinkput van fam. Stockeling). | Klik voor vergroting |
1100 | Op het eiland van Catsant is vanaf het begin het leenstelsel van toepassing. Ridders uit het Graafschap Vlaanderen worden voor hun diensten aan de graaf beloond met het vruchtgebruik van een akker op Catsant. Zij worden wel verplicht een tiende deel van de oogst aan de patroon van kerk, de St. Baafsabdij te Gent, te schenken. |
1100-1500 | Vanaf de 12e eeuw is het stelsel met horigen afgeschaft. De horigen zijn vrij man en worden de derde klasse genoemd. Ze mogen handelen en grond bezitten of pachten. Dit komt de Vlaamse economie ten goede. In de middeleeuwse maatschappij vindt men een relatief hoog percentage minderbedeelden: arme gezinnen, bejaarden, gehandicapten, werklozen. Voor die personen bestaan er geen sociale voorzieningen van de overheid. Iedere parochie richt een Dis van de heilige Geest in. Die instantie wordt beheerd door dismeesters en trekt haar inkomsten uit gronden, renten, giften. De verleende steun bestaat vooral uit gaven in natura: graan, vlees, vis, kleren, schoenen. De Dis richtte een ziekenhuis in, en verleent onderdak aan bejaarden. |
1111 | In 1101, 1105, 1108, 1111 en 1112 razen stormvloeden over de kust van Vlaanderen. Bij de vloed van 1108 worden vele Vlamingen, die aan zee woonden genoodzaakt de wijk te nemen naar Engeland, waar koning Henderik hun uiteindelijk in Wallis in het graafschap Pembroke een woonplaats aanwees. Bij het beschrijven van de schade in 1111 wordt ook het eiland 'Cassant' genoemd. De omvang van de schade is niet bekend. Cassant wordt ook al als vissersplaats genoemd. De bewoners vissen onder de kust en in kreken op makreel, zalm, kabeljauw, schelvis, pladijs (schol), bot en paling. |
1112 | De 1 meter hoge cades van de poldertjes/percelen op het eiland van Cassant geven nauwelijks bescherming tegen overstroming. Er wordt een dijk van 2,50m hoog om de polders heen gelegd. De nieuwe, grote polder heet de Oudelandsepolder. Het eiland van Suijtsande, dat op dezelfde manier ontstaan is, wordt eveneens bedijkt, de Zuidzandepolder. |
1112 | Graaf Boudewijn VII van Vlaanderen bekent dat hij zich de tienden van Wulpen en Kadzand tussen 1112 en 1119 toegeëigend heeft, die tot de kerk van Rodenburg (Aardenburg) behoren. Tot beter inzicht gekomen staat de graaf de tienden van Wulpen, Cassant en Rodenburg weer volledig aan de kerk af, zowel die van het moerland als die van het nieuwe en het oude land. (Cartulaire de Saint Bavon à Gand 655-1255, charter no.18) |
1115 | Vanwege schade door een stormvloed wordt het eiland Cassant opnieuw vermeld. Het indijken van schorren en slikken (op andere plaatsen) gebeurt nu uit landaanwinst. De abdij Ter Duinen uit Koksijde begon er als eerste mee, gevolgd door O.L. Vrouwe van Broekburg, de St. Niklaasabdij uit Veurne, de St. Pietersabdij uit Oudenburg en de abdij uit Lissewege. De St. Baafsabdij ondernam deze activiteiten niet. Men rekent op grote winsten uit de verbouw van graan, maar men houdt te weinig rekening met misoogsten. |
1124 | In 1124 en 1125 heerst er hongersnood in Europa. In Vlaanderen kopen vorst Lambrecht van Straten en Her Bertolf, de proost van de abdij Sint Donas, alle graan op tegen een lage prijs en verkopen het tegen een hoge prijs aan de arme bevolking. Graaf Karel de Caluwe beveelt hen het graan tegen de gangbare prijs te verkopen. |
1134 | Het begon met een aardbeving op zee op 1 oktober. Door de vloeden van 2 en 4 oktober 1134 vormen zich zeearmen in de zwaar aangetaste kust. Tussen Cassant en Knocke ontstaat een grote inham, het Zwin. De Honte (Westerschelde) wordt aanzienlijk verwijd en wordt zelfs in 1183 een zee genoemd. Het water dringt 25-30 km landinwaarts. Het vasteland komt steeds sneller blank te staan, omdat men vanaf Ostburch naar het zuiden het zouthoudende veen afgraaft voor zoutwinning en als brandstof gebruikt. De bodem komt onder zeeniveau te liggen. Na de stormvloed van 1134 wordt grote spoed gemaakt met het aanleggen van defensieve dijken. |
1167 | Filips van de Elzas (graaf van Vlaanderen periode 1168-1191), naar het voorbeeld van graaf Boudewijn VII (graaf van Vlaanderen periode 1111-1119), schenkt de St. Baafsabdij de tienden van Wulpen en Cassant. (St. Baafsabdij, charter no.43) |
1170 | De eerste allerheiligenvloed. Wulpen en Schoneveld worden bijna geheel van de kaart geveegd. Het water spoelt over de dijken van Damme tot aan de poorten van Brugge. Een groot aantal Vlaamse en Zeeuwse gezinnen trekt het binnenland in en vestigt zich aan de rivier de Elbe. Van ongeveer 1170 tot 1430 spreken we van het Middeleeuwse Klimaat Optimum (M.K.O.), dat daarna met een reeks strenge winters overgaat in de Kleine IJstijd (Kl.IJ.). |
1171 | De oudste schenking aan de St. Baafs abdij te Gent bestaat uit grafelijke lenen. In 1171 doen Ridder Walter van Axel en Ridder Alard, zoon van Symon van Ostburch afstand van de opbrengst van hun grafelijk leengoed (akkers) op Cassant. Na de schenking van de opbrengst van het land van beide leenmannen schenkt eigenaar graaf Philips van de Elzas van het Graafschap Vlaanderen deze akkers “cum omni accrescenti terra” aan de abdij. Zie polderindeling |
1173 | Mei 1173. Drie dagen achtereen rijzen noord-en zuidwester stormen het water hoog op tegen de Vlaamse kust. Tot 1180 gaat geen jaar voorbij zonder watervloed. Saeftinge verdrinkt. De steden Damme, Brugge en Gent krijgen het zwaar te verduren. In 1180 scheurt het district de Paerdemarkt los van het eiland van Cassant en wordt een zandbank. De Paerdemarkt was voor die tijd een deel van Wulpen, dat nog aan Knocke vastzat. |
1189 | Ook Leonius de Cazant schenkt de opbrengst van zijn leen aan de St. Baafsabdij. Daarna schenkt het Graafschap ook deze akkers aan de abdij. Zie polderindeling |
1196 | Het heeft onophoudelijk geregend van 24 juni tot 25 december. Het gevolg is voedselschaarste door de mislukte oogst. Er heerst algehele hongersnood. De wolven komen uit de bossen van het vasteland en vallen mensen aan. |
1200 | Uit de 13de eeuw stammen tiendenpalen. Ze geven de grens aan tussen de bezittingen van de abdijen van St. Baafs en St. Pieter. Tienden zijn het tiende deel van de oogst die de leenheer/ eigenaar bij wijze van belasting aan de abdij moet leveren. Bisdom Doornik heeft een verdeling tussen beide abdijen gemaakt. |
1213 | 30 mei 1213. Damme, de enige Zwinstad, wordt geplunderd door de Fransen. Deze verliezen daarna de zeeslag tegen de Engelse vloot in de Sincfal tussen Knocke en Cassant. 1.700 Franse schepen werden door de Vlamingen en de Engelsen vernietigd. |
1214 | Een vloedgolf teistert het Zwingebied, in het bijzonder Brugge. “Anno Domini MCC (1200) ende MCCXIV (1214) wordt Vlaendren al te seere gheplaecht met brande by messchieve in veele steden ende dorpen ende ooc met sterften ende ooc met zeevloet, want die zee brack inne te vele steden, ende schuerde die dycken, so dat omtrent Brugghe vier mylen varre, Oost, West, ende Zuydt wast al een watre, so datter in diveersche plaetzen veele lieden ende beesten verdroncken.” Pas rond 1220 zullen die gebieden weer worden teruggewonnen door de Cisterciënzers van abdij Ter Doest. |
1218 | Strenge vorst met voortdurende sneeuwval van 11 nov tot 6 dec. Dit bemoeilijkt de visvangst. Na een pauze gaat dit type weer door tot maart 1219. De wegen zijn hard en rivieren zijn bevroren. |
1220 | De vermelding van de „polre qui dicitur Hofstede" in de charters 146 en 161 van de St-Baafsabdij toont aan, dat er in 1220 in het uiterste ZW van het eiland Cadesant een belangrijke hofstede stond. |
1227 | Begin 13e eeuw (in ieder geval vóór 1227 (St. Baafsabdij, charter no.161) ) wordt in opdracht van het bisdom Doornik, een kerk gebouwd van gele Vlaamse baksteen, de Onse Vrouwe Kercke op Cassant. Het gebouw bestaat uit één beuk, in Romaanse stijl(met kleine ramen). Lees verder... In deze tijd bestaat er geen indeling in provincie en gemeente door het Rijk, maar in door de Kerk gevormde parochies. De hiërarchie van de Kerk eist een soort boekhouding van de bezittingen in het land en het bijhouden van giften en belastingen. Hierdoor worden eindelijk een aantal zaken te boek gesteld. Zo komen er lijsten van dorpen en parochies. Voor het eerst worden de Nederlandse namen genoteerd. De Kerk krijgt door schenking polders in bezit en moet hiervan de dijken onderhouden. Door schenkingen beslaat het bezit van St. Baafsabdij volgens de charter 161 van 1227 reeds meer dan 250 gemeten. Dijkdoorbraken worden eveneens genoteerd. De leden van de Kerk zijn in de meeste streken de eersten die kunnen lezen en schrijven. Zij schrijven en passant de geschiedenis. |
1231 | Tot 1231 werd de zielzorg op het eiland Cassant slechts door één geestelijke uitgeoefend. De parochianen van Cassant richten omstreeks deze tijd een verzoek tot de abt van de St. Baafsabdij, de patronus van hun kerk, om naast de pastoor (zie noot) een kapelaan te benoemen. Als namelijk de pastoor tijdelijk het eiland moest verlaten, kwam het herhaaldelijk voor, dat hij wegens storm of woelig water geruime tijd ervan weerhouden werd, weer naar het eiland over te steken. Als er in die tijd mensen geestelijke bijstand nodig hadden, kon men geen andere priester te hulp roepen, daar de overtocht te gevaarlijk was. De abt van St. Baafs vond het evenwel niet nodig een tweede geestelijke op Cassant aan te stellen. Het eiland had immers altijd aan dit gevaar bloot gestaan. De vroegere abten hadden één priester voldoende geacht en dus meende de abt, dat hij in dit opzicht niet meer verplichtingen had dan zijn voorgangers. Indien de parochianen meenden, dat een tweede geestelijke dringend nodig was, konden zij wel een kapelaan geheel voor eigen rekening krijgen. Men wendde zich toen tot bisschop Wautier de Marvisen van het bisdom Doornik. Deze kwam aan het verlangen der eilandbewoners tegemoet. Hij besliste, dat er een kapelaan zou worden aangesteld, voor wiens onderhoud de St. Baafsabdij 8 lb. zou bijdragen, de parochianen van Cassant 5 lb. en de pastoor 2 lb. (St. Baafsabdij charter 176) noot: Een kapel heeft geen vaste priester. Godsdienstplechtigheden worden verricht door een priester (kapelaan) van een naburige parochie. Een kerk heeft een vaste priester, de pastoor, met eventueel de kapelaan. Uit bovenstaande verslag van de St. Baafsabdij blijkt dat de Mariakerk zeker vóór 1227/ 1231 gebouwd is. |
1242 | Een stormvloed houdt lelijk huis in het Zwin en overstroomt het eiland Coesant. In 1244 zal Coesant worden ingedijkt. |
1248 | In de winter 1248-1249 is er sprake van 3 ernstige stormvloeden. -20 november 1248 (1 nov.?). Vlaanderen, Zeeland en Holland. Dijken breken door, veel doden -28 december 1248. Wester storm met onweer, gevolgd door een noordwester storm op 12 februari. Deze stormvloeden veroorzaken veel schade, vooral omdat deze stormvloeden zo snel op elkaar volgen. Melis Stoke, de kroniekschrijver van Floris V, noemt deze stormen "ene sware plaghe ". |
1250 | Juni. Een doorlopende vloed zonder eb. De zee brult en het water brengt tot ver in het binnenland van Vlaanderen schade toe aan dijken en gebouwen. |
1252 | In 1252 wordt een nieuwe ‘tolrolle’ of tolreglement op het Zwin uitgevaardigd door Margareta van Constantinopel voor de vijf vissersplaatsen Knokke, Reygaartsvliet, Niewersluis, Cadzand en Coxyde. De visvangst in 't Zwin is niet meer rendabel vanwege deze tol die aan Lammingsvliet/Sluis betaald moet worden. (Dale, J.H. van; Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen, deel 5, 1860) |
1257 | Na een storm in 1254, die ook Vlaanderen teisterde, volgt in januari 1257 de St. Geronsstorm. |
1268 | 6 januari 1268, enkele dagen lang een zware zuidwester storm. De wind draait daarna plotseling naar het noordwesten. Het Schelde-estuarium loopt veel schade op, o.a. het eiland Coezand. |
1269 | Goed drinkwater is kostbaar. Om aan het benodigde vocht te komen, drinken de rijken wijn en de minderbedeelden (aangelengd) bier. Voor de stad Damme wordt drinkwater met een ondergronse leiding van 10 km lang vanuit een vijver in Male aangevoerd. Men gebruikt koperen kranen en loden leidingen om de watertoevoer naar de waterputten te regelen. Op Cadsant wordt regenwater als drinkwater gebruikt. Het grondwater is zilt en daardoor ongeschikt voor consumptie. |
1274 | Deze kaart is geconstrueerd op basis van lijsten van plaatsen, die in 1274 vermeld stonden (omdat ze belasting afdroegen bijvoorbeeld) en waarvan de locatie op kaarten uit de 17de eeuw, voorzover bekend, werd ingetekend. De kaart biedt daarmee een overzicht van de mogelijke geografische situatie rond het jaar 1274, toen Gwijde van Dampierre graaf van Vlaanderen was. Zie kaarten |
1275/1280 | De eilandpositie van Kadzand en Wulpen deed de behoefte gevoelen aan een geregelde veerdienst. De Doornikse kanunnik Arnulf van Maldegem schonk in zijn testament in 1275 een bedrag „ad vecturam vel passagium de Caedzant" en eveneens „ad passagium de Ostende Vulpen". In 1280 neemt graaf Guy van Dampierre dit „St-Marie Vere", dat gratis overtocht verleende tussen Cadzand en Wulpen, onder zijn bescherming. Het veer is genoemd naar de patrones van de kerk van Cassant. De graaf stelde 40 gemeten land op het eiland Cassant vrij van belasting en feodale verplichtingen voor het onderhoud van deze veerdienst. |
1288 | Volgens Melis Stoke overstromen op 5 febr. Vlaanderen en Zeeland, behalve Walcheren en Wolphaartsdijk. |
1295 | Er ontstaat een conflict tussen Graaf Gwijde van Dampierre en Floris V van Holland, die elkaar de heerschappij over Zeeland betwisten. Floris V verzekert zich van de steun van Engeland, terwijl Gwijde van Dampierre hulp krijgt van Zeeuwse edelen die in opstand komen tegen Floris V. De Hollandse ridders Van Brederode en Jan van Renesse landen op Catsant. Van daaruit rukt Van Renesse op naar Sluis,verwoest de stad en maakt 3000 slachtoffers. De Friezen, die van de roof leven en de Hollanders overal volgen, krijgen toestemming om op Catsant te landen. Zij verslaan 1400 Vlaamse soldaten, brandschatten het eiland en keren met rijke buit terug. |
1300 | In de 14e eeuw leeft 1/3 van de stedelijke bevolking in armoede. 1/3 van de kinderen sterft vóór het 6e jaar. Mannen worden hooguit 50 jaar, vrouwen 45 jaar. Lengte 1.68m, resp. 1.58m. Anno 2008 is dat 1.81m, resp. 1.68m. De meeste kledij wordt gemaakt van wol (laken) en linnen. Dit zijn de meest voorkomende stoffen. De wollen grondstof werd voornamelijk ingevoerd vanuit Engeland. Het spinnen, weven, vollen (=vervilten, de weefdraad "verbergen") en verven gebeurt in Vlaanderen. Linnen is de andere veel gebruikte stof. Dit weefsel van vlas is veel lichter en wordt in zijn lichtste versie veel gebruikt als voering voor de wollen kledij en voor ondergoed. De zwaardere soorten worden gebruikt als kledijstof voor lichte zomerkledij. Stoffen als zijde en fluweel zijn uiterst duur en worden enkel gebruikt aan de hoogste hoven door de rijkste mensen. |
1300 | DANTE ALIGHIERI (1265-1321) schreef het verhaal DIVINA COMMEDIA. Hierin wordt gesproken over Guizzante, een plaats in de buurt van Brugge in het graafschap Vlaanderen. Historici proberen aan te duiden waar Guizzante ligt. Genoemd worden o.a. Wissant in Frankrijk en Catsant in het graafschap Vlaanderen. Lees verder... |
1302 | Kroniekschrijver Melis Stoke noemt de buurtschap Terhofstede “eene plaats, welke voor de kennis dezer stroomen, op dien tijd, zeer belangrijk is”. |
1303 | Op 28 maart organiseren de Zeeuwen, onder leiding van Jonker Willem 's-Gravenzoon, een strooptocht naar Walcheren. De zoon van de graaf van Henegouwen-Holland, Willem van Avesnes, onderneemt uit wraak voor deze aanval een plundertocht vanuit Arnemuiden naar het eiland van Caesant/Cassant. Hij landt met zijn troepen bij Terhofstede, maar stuit al snel op verzet. Brugge had een bataljon van 45 kruisboogschutters en 22 helpers onder leiding van Willem Mussin naar Sluis gestuurd om Cassant te verdedigen. Na plunderingen en verkrachtingen scheept Willem van Avesnes zich dezelfde dag weer in en keert terug naar Walcheren. |
1304 | Zonder tegenstand van betekenis overvallen de Vlamingen met hun Zeeuwse bondgenoten in een paar weken tijds geheel Holland en Utrecht. De Brugse stadsrekening van 1304 vermeldt bijvoorbeeld transporten van de schippersgilden van Damme, Cassant, Aardenburg, Mude, Hoeke en Biervliet. De schepen vervoeren een groot aantal ambachtslieden om deel te nemen aan het beleg. Al eeuwen is het gebruikelijk dat ridders voor hun ridderdiensten, in plaats van geldelijke betaling, landerijen van de Graaf van Vlaanderen krijgen. Deze landerijen worden weer verpacht aan Hereboeren die op hun beurt weer een gedeelte van de opbrengst van het land aan de Leenheren afstaan. Ook verplichten de Hereboeren zich de ambachslieden die op de landerijen wonen en de pachtboeren - dit zijn de mensen die het land bewerken - te leveren voor de strijd in dienst van de Leenheer. In de stadsrekening van Brugge komt een zekere Janne van Caetsant voor, die (vermoedelijk in het najaar van 1302) aan de stad maar liefst 276 pond betaalt, als afkoop voor de deelname aan een expeditie door Cassantenaars. |
1306 | De strengste winter van de afgelopen 3 eeuwen. |
1316 | Door 10 maanden onophoudelijke regen mislukt de graanoogst. Er breekt twee jaar lang een periode aan van pest, honger en dood. De prijzen stijgen tot ongekende hoogte. De gewassen liggen te rotten op het land. In de steden sterft tweederde van de bevolking, meer dan 50 inwoners per dag. Een komeet, die tijdens de Paasdagen gezien is, was volgens hen de voorbode. |
1334 | 23 november 1334. De St. Clemensvloed. Vlaanderen lijdt veel schade. Het eiland Wulpen overstroomt. Ook Walcheren lijdt ernstige schade. Ook veel schade in het land van Saeftinge. |
1337 | Het begin van de 100-jarige oorlog. Geruchten lopen dat de Engelse koning een leger in gereedheid brengt om het naar Brabant over te varen. Met het oog op een noordelijke aanval op Frankrijk, stuurt Philippe van Valois in samenwerking met Louis van Nevers een oorlogsvloot naar de monding van de Schelde om te verhinderen dat Edward met zijn troepen in Antwerpen aan land gaat. Volgens tijdgenoten zou dit gewapend treffen uitgroeien tot het grootste wapenfeit van de 14de eeuw. Louis van Nevers installeert 5000 wapenlieden op het eiland van Cassant onder het bevel van zijn bastaardbroer Guy en enkele vooraanstaande Vlaamse Leliaards. Daar wordt de Engelse vloot opgewacht die uit Gravesand is vertrokken. Onder een wolk van pijlen weten de Engelsen op Cassant te landen en het Franse leger in de pan te hakken, waarna het eiland wordt geplunderd. De Fransen tellen 3000 slachtoffers. Het plunderen is de vergoeding aan de soldaten om hen te motiveren goed te strijden, zodat ze er na een overwinning een lekker extraatje aan overhouden. Vaak is het plunderen ook de enige betaling aan de soldaten. In de jaren daarna hebben de Vlaamse kustbewoners en vissers erg te lijden van Engelse en Zeeuwse kapers. |
1338 | In de lente van 1338 landen de Engelsen op het eiland van Cassant met als enige doel plunderen. |
1340 | 24 juni 1340. De zeeslag in 't Zwin. Franse troepen plunderen het eiland van Cassant. Tijdens graafwerkzaamheden in 2010 in de Dierkinspolder is een zwaard gevonden. Het is gedateerd 1325-1350. Het kan achtergelaten zijn tijdens één van bovengenoemde plunderingen van Cassant in 1337, 1338 of 1340. |
1345 | Koning Eduard III van Engeland komt op 8 augustus met 80 schepen in 't Zwin aan, teneinde Vlaanderen te onderwerpen. Dit mislukt. In januari en maart 1346 probeert hij dat nogmaals, weer zonder resultaat. |
1347 | De schriftelijke bronnen zijn in de 14e eeuw uitermate karig met mededelingen over Cassant, Zuidzande en Coezand. Coezand wordt in 1347 genoemd in verband met enige renten, die voor de St. Jacobkapel in Ter Hofstede werden geschonken; één van deze renten kwam van ± 4 gemeten „up Coezand in 't oude land". |
1347 | Koning Eduard III van Engeland tekent op 13 maart 1347 te St. Winocx-Bergen een verdrag met het Graafschap Vlaanderen. Hij zal als schadevergoeding voor zijn plundertochten in de voorgaande jaren op het eiland van Cassant een kerk en een klooster stichten voor 13 monniken van de orde der Kartuizers. Het klooster wordt wel genoemd in de archieven, maar zet zelf vraagtekens (1346-1385?) bij de oprichting ervan. Misschien is er wel een verband tussen dit verdrag en de uitbreiding van de Mariakerk met de Noordbeuk. De koning zou ook een hospitaal oprichten voor een abdes en 7 nonnen. Dit vond geen doorgang. Er is wel in 1348 in Brugge het Kartuizerinnenklooster Sint-Anna-ter Woestijne opgericht. (archief Rijssel) 1348-1349. De pest, de zwarte dood, breekt uit in Europa. Ook Sluys ontkomt niet aan deze epidemie, die huishoudt tot 1352. 1/3 van de bevolking bezwijkt. |
1350 | In de 14e eeuw wordt aan de noordzijde van de Onse Vrouwe Kercke een deel aangebouwd, de noordbeuk. Deze is in Gotische stijl (met grote ramen). Mogelijk is dit bekostigd door koning Edward III van Engeland, die zich in een verdrag uit 1347 tot de bouw van een kerk op Cassant verplichtte. |
1351 | In maart waaien veel bomen, molens en torens om. Schepen op zee vergaan. Er volgt een droge en hete zomer. De gewassen op het land verdorren. Voedselschaarste heerst alom. |
1375 | 8-10 okt. Heel Nederland wordt getroffen door een zware orkaan. Tussen Cassant en de Zwinmonding ontstaat een nieuwe vaargeul, het Sluysse Gat. Cassant overstroomt. De nederzetting in de polder Roffoelkin op het eiland verdwijnt. |
1377 | Springvloed. In november doet een grote storm de kuststreek overstromen. De polders op Casant, die bij deze springvloed onder water liepen waren nog niet drooggelegd sinds de overstroming van 1375. De eilanden Koezand en Schoneveld staan onder water. Het land van de Vier Ambachten overstroomt. De sluizen in Biervliet begeven het en 17 dorpen verdwijnen in de golven. “Dit ongeluk wierde geweeten den Dijkgraaven, die wel vlijtig genoeg waren in 't dijkgeld te innen; maar de ontfangene penningen tot eygen gebruyk verbeezigde, verwaarloosden de dykken te breydelen teegens 't zeegeweld.” | klik voor vergroting |
1384 | Half mei landen de Engelsen met een vloot van bijna 100 schepen op Cassant om Gent, dat belegerd wordt door Brugge, Sluis en Aardenburg, te ontzetten. Zij brandschatten Cassant en vermoorden een aantal bewoners. |
1388 | In de winter 1387-88 strandden 2 balen konijnevellen en 37 koevellen te Kadzand, en een kleine baal peper te Waterduinen op Wulpen. Deze goederen hadden veel waterschade geleden, maar werden alle door de baljuw verkocht. |
1391 | Een grote springvloed veroorzaakt overstromingen langs de kust, in Oostende en op het eiland van Cassant. |
1398 | Het eiland Cassant is nogmaals zeer zwaar getroffen door onweer en orkanen. Tot tweemaal toe wordt de Noorddijk beschadigd, hetgeen aanleiding was voor het heffen van een extra geschot “van den Noortdike weder te makene te twee stonden, dat hi bi groten stoerme te broken was”. Sedert 1398 bespeurt men rond Cassant een levendige bedijkingsactiviteit. NO van het dorp Cassant bij Stockelins-cruce worden eveneens herstelwerkzaamheden aan de zeedijk uitgevoerd. Noord van Ter Hofstede bedijkt Willem Blonden een kleine polder, die men eenvoudig ‘het poldertje achter Ter Hofstede’ noemt, later Insetepolder genaamd. Het noordelijk deel van de Insetepolder zal in 1625 onder de wallen van het fort Retranchement verdwijnen. |
1399 | Na de overstrominen van 1375, 1377 en 1394 wordt de Vierhonderdpolder Bezuiden De Kerk herdijkt door Ridder Jan van der Capelle voor de St. Baafsabdij te Gent. |