Zeeuwse drinkwatervoorziening

Van de Zeeuwse drinkwatervoorziening in de prehistorie zijn geen sporen overgebleven. In de Romeinse tijd (van het begin van de jaartelling tot het einde van de derde eeuw) zijn in Aardenburg houten en natuurstenen waterputten gevonden. In Zuidzande is een put gevonden uit de 15e eeuw. Het zijn op elkaar geplaatste houten vaten waaruit de bodems waren verwijderd.

Het grondwater op het Eiland van Cadzand is zilt, ongeschikt als drinkwater. Men gebruikte regenwater.
Opvang van het hemelwater geschiedde in afsluitbare regenbakken. De regenbak is een in de grond gemetselde put met een vierkante gemetselde omheining en een cementen of plavuizen bodem. De watervoorziening geschiedde vanuit de dakgoot via loden of houten, later ook zinken buizen. De bak kon wel tot duizend liter water bevatten en werd afgesloten met een houten deksel. Het water werd uit de put gehaald met een aker of putemmer aan een lange ketting. Wanneer de regenbak ver leeg was moest je het water eerst door een fijne zeef of theedoek laten lopen omdat het dan soms rood zag van de kleine wormpjes. (foto: midden de put, rechts de poepdoos)
Kleine boerderijen en de huisjes van werklieden hadden tot in de twintigste eeuw vaak rieten daken en geen dakgoten. Die bewoners gebruikten houten regentonnen. Die dienden ook als meteorologisch hulpmiddel: als het water flink stonk, kon men regen verwachten.

Dit systeem kon in de steden niet of nauwelijks gebruikt worden. Ook was het water vaak te verontreinigd om als drinkwater te dienen. Er werd daarom bier gedronken met een laag alcoholpercentage, het zogenaamde schar(re)-, scherre- of scherpbier. Bier was voor de landarbeiders op Cadzand onbetaalbaar.

Er bestonden ook collectieve voorzieningen. Tot in de twintigste eeuw werd het regenwater van de leien daken van de Mariakerk via loden goten en een loden buizenstelsel opgevangen in een ondergronds reservoir tussen het knekelhuisje en de consistorie.
Voor algemeen gebruik is tussen 1890 en 1894 bij de kerk een gietijzeren zwengelpomp geplaatst, waarmee het zilte grondwater kon worden opgepompt.

Vanaf 1269 werd Damme (B) van drinkwater voorzien; een 4 kilometer lange leiding bracht het water van de vijver te Male (B) tot binnen in de stad.
Technisch waren waterleidingssystemen al vanaf 1526 mogelijk. Die werden gevoed met rivierwater. Vast onderdeel van waterleidingsystemen was een hoog geplaatst waterreservoir in combinatie met een pompsysteem. De waterleidingbuizen in deze tijden waren van hout of lood en rond 1800 van gietijzer. De eerste drinkwaterleiding in Nederland dateert van 1854. In Vlissingen werd in 1884 een waterleidingbedrijf gesticht. Het particuliere waterleidingbedrijf werd in 1933 door de gemeente overgenomen. (foto 1890 Vlissingen)

In 1916 werd op initiatief van enkele burgemeesters uit Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen een comité opgericht voor de aanleg van een waterleidingnet. De behoudende bevolking, gesteund door enkele notabelen, zag het nut van een waterleiding niet onmiddellijk in. Na een uitgebreide voorlichting ging men overstag en kon in 1937 de Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding van start gaan in de Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Het leidingnet werd gevoed met water uit spaarbekkens in de Biesbosch via een honderd kilometer lange transportleiding. Het duurde nog jaren voordat gemeenten toestemming gaven een waterleidingnet aan te leggen. Dat werd eerst na 1947 verplicht.
In 1945 gaf ook de gemeente Cadzand toestemming voor de aanleg ervan. Door gebrek aan mankracht en materialen konden pas in 1955 waterleiding en riolering in gebruik genomen worden.

De geringe beschikbaarheid van vers water, tot lang na de aansluiting op het waterleidingnet, had grote invloed op de algemene lichaamshygiëne. Tot ver in de twintigste eeuw was men naar huidige normen onfris tot ronduit smerig, maar aangezien iedereen wel ergens naar stonk, maakte men zich hier niet al te druk over.

Riolering

Bij gebrek aan een afvoer werd afvalwater op straat of in de tuin geloosd. Ontlasting soms ook. Er lagen toch al genoeg paardenvijgen op straat.

Leendert Fremouw verhaalt de situatie in de jaren 30 van de vorige eeuw:
“Haast iedereen had een poepdoos in de tuin, een klein huisje met een hartje in de deur boven op een betonnen of gemetselde put. Er was dan een plank op een verhoging met een rond gat met deksel. Je liet je ontlasting maar vallen. Wanneer het vol werd voelde je de spatten tegen je achterwerk. Je wist dan dat het tijd werd om de put te legen. Naast het huisje was een opening met deksel. Met een pollepel werd de inhoud in een grote emmer geschept en dan in van te voren gegraven greppels gestort. Zo werd de tuin bemest.

Er was ook geen toiletpapier daar werden oude kranten voor gebruikt. Af en toe moest je ‘s avonds kranten knippen, er een gaatje in maken met de punt van een schaar, een draad er door en werd het opgehangen in het huisje. Soms werden losse velletjes naast je op de zitplank gelegd.
Wanneer je er de centen voor had kon je de put laten ruimen door de beermachine. Dat stond dan van te voren in de krant. Je moest je opgeven bij de gemeente. De beermachine kwam elk jaar vanuit Oostburg een paar dagen naar Cadzand. Die was dan op de boerderij bij van Iwaarden gestationeerd. Van Iwaarden zorgde ook voor knecht en paarden. De vaste bemanning bestond uit Bram Scheerens en Ko Wage uit Oostburg.
De werkwijze was simpel. Een slang werd in de put gelegd en het andere eind aan de machine aangesloten. Dan werd benzol met een handpomp in de tank van de beermachine geperst en vervolgens met een lucifer aangestoken. Je kreeg dan een explosie en tegelijkertijd ontstond er een vacuüm waardoor de put werd leeggezogen. Soms moest het wel eens herhaald worden. Was de machine vol dan werd hij op de weide bij van Iwaarden leeg gesproeid.”

Begin 20e eeuw kreeg een aantal huizen een bezinkput met een afvoer naar een nabijgelegen sloot. Op die put werd ook “het huisje” aangesloten.
Tegelijk met de waterleiding werd in 1955 een afvalwaterleiding, oftewel riool, aangelegd. Het moderne Water Closet kon worden gebruikt en, heel comfortabel, in huis geplaatst worden. Met de komst van het aardgas in 1967 werd ook de douche gemeengoed.

Waterzuivering

Kort na de oorlog verschenen hier en daar campings. Het vrijkomende afvalwater werd rechtstreeks of na een eenvoudige zuivering op het openbare polderwater geloosd. Dit was ook het geval met het water uit Cadzand, dat via het rioleringsstelsel in de sloten terecht kwam. Met de toenemende recreatiedrukte nam ook de vervuiling van het polderwater toe. Het leven in het water werd op deze manier langzamerhand gedood.

Om de steeds grotere problemen op te lossen plaatsten alle gemeentebesturen in de loop van de jaren '50 een eenvoudige installatie om tot een zekere zuivering van het afvalwater te komen. De zuiveringsinstallatie van Cadzand stond aan de kop van de Noorddijk langs het kanaal.

Vanwege de per 1 december 1970 in werking tredende Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren zijn uitgebreidere waterzuiveringsinstallaties gebouwd te Nieuwvliet, Groede en Retranchement (foto).