CARTULAIRE DE SAINT BAVON, charter no.161, 1227
Door schenkingen van nazaten van de oorspronkelijke leenheer beslaat het bezit van St. Baafsabdij volgens charter161 uit 1227 reeds meer dan 250 gemet.
Een gemet is 300 roeden (of 3 lijnen), ongeveer 4400 à 4500 vierkante meter.
De Brugse roede was 14,7456 m², een lijn was 100 roeden of 1474 m².
De oudste schenking aan de St. Baafs abdij te Gent bestaat uit grafelijke lenen:
In 1171 doen Ridder Walter van Axel en Ridder Alard, zoon van Symon van Ostburch afstand van de opbrengst van hun grafelijk leengoed, dat verspreid ligt “super (=aan de) Val(=wal/verhoging)(no.30) et super(=aan de) Grotenflit (flit=natuurlijk water)
(no.17 en 18) et in Kerckepolre (no.27) et Strinc (no.31) et Bertenhuc(..) et Sumpel (no.29?/Sompele) et super (=aan de) Dumbinsflit(..).
Na de schenking van de opbrengst van het land van beide leenmannen schenkt eigenaar graaf Philips van de Elzas van het Graafschap Vlaanderen deze akkers “cum omni accrescenti terra” aan de abdij.
In 1189 schenkt Leonius de Cazant de opbrengst van zijn leen aan de St. Baafs abdij: Sudpolre, super(=aan de) Dondelinsvliet, via(=weg/pad) super (=aan de) Grotvliet, Binorden Oudenwerve, super(=aan de) Wel(24), in Tarwedic(no,24), in Husmiet (no.24), alle gelegen ten oosten van de kapel. Voorts in Kerpolre oosthalf in Sudpolre Bostenmerke. Daarna schenkt het Graafschap ook deze akkers aan de abdij.
Dit is land van de St. Baafsabdij op Catzande in 1227:
- SUPER WEL (over het water)(no.34), 12 gemet, die zijn achtergelaten door Lettelbouts en Lambertus, zoon van Agathe.
- In de THERENPOLRE, 12 gemet en 100 roeden, eigendom van Baudekin, zoon van Muttine en Willelmus, zoon van Molendinarii, en Willelmus, zoon van Agathe en Willelmus Batalie.
-HUSEMEET (no.24), 7 gemet, minder dan 38 roeden, bewoond door Heinekinus, zoon van Lams en Luuldis, dochter Bistoppels en Peckere en Hildebrandus.
-ABBEKINENMEET, 11 gemet, bewoond door Moen, zoon van Verghine.
-LAMMINS, 7 en een half gemet en 40 roeden, bewoond door Boudekin en Alouts en Ava, achtergelaten door Gerardi, en Annekinus, zoon van Mands. 8 gemet en 1 lijn wordt thans bewerkt en bewoond door Willelmus, zoon van Berte.
-CLAISMEET, 16 gemet, minder dan 38 roeden, eigendom van Daniel, zoon van Hughelins en zijn broer Hugoman, en Heinekin, zoon van Robberti, Agata, relicta Willincs, Gertrudis, achtergelaten door Lotevoets Willeman, zoon van Bucs.
- In de SUUTPOLRE (no.24), ongeveer 13 gemet en 40 roeden, eigendom van Robbo Longus, Soikinus, zoon van Sigeri, Walterus zoon van Everbouts. Deze ligt oosthalf der kerken, westhalf der kerken.
- In het NORTPOLREKIN (no.29), ongeveer 1 gemet en 37 roeden, eigendom van Hugo Faber.
- In het WALLEPOLRIKIN (no.31), 2 gemet en 18 roeden, eigendom van Clais, zoon van Hugo Joris.
- INFRA DIJC SUPRA VALLUM (onder de dijk tegen de wal)(no.30), 2 en een half gemet, eigendom van Wauterkinus Custos, mogelijk inclusief Balduinus Blancait, 16 gemet en 56 roeden, eigendom van Walterus Stout en Willekinus Parmentir en Lisa, achtergelaten door Woits; meer dan 11 gemet en 50 roeden eigendom van Hugo Faber en Monekinus, zoon van Livildis, en Walterus Carpentarius.
- In de KERCPOLRE (no.27), 14 gemet en minder dan 46 roeden, eigendom van Lambertus, zoon van Heinemans, en Lambertus, zoon van Mons, en Godelif, achtergelaten door Sigeri.
- SUPRA MAGNUM VLIT (over het grote water)(no.17 of 18), 9 gemet en 40 roeden, eigendom van Willelmus Uterbanc en Foiterlin en Godelif, achtergelaten door Sigeri.
- In de LOUFSPOLRE, 2 en een kwart gemet, eigendom van de kerk.
- In de SCARPOLRE (no.20), 4 en een half gemet.
- In het MARCPOLREKIN, 1 en een half gemet en 23 roeden, eigendom van Hugo Schelwart.
- In de THERENPOLRE, 8 gemet, eigendom van Balduinus, zoon van Voskins, en Hardekin en Lammin, zoon van Bertulfi, en Balduinus, zijn broer.
- In de HEERENPOLRE (no.22), 3 en een half gemet en 67 roeden, eigendom van Philippus Custos.
- In de SETTINCPOLRE (no.13), 3 en een kwart gemet, eigendom van Woite Boie, zoon van Walteri.
- In de QUATPOLRE (no.12), 1 en een half gemet, eigendom van Willelmus Parmentir.
- In de GROTE POLDER (no.10?), 16 gemet eigendom van de Kerk.
- In de GHERSTPOLRE (no.11), 9 gemet en 18 roeden, eigendom van Hugo Scelwart en Wouter, zoon van Mollins.
- In de POLRE MOLLINS (no.39), 3 en een half gemet, eigendom van Gerardus, zoon van Woskins.
- In het VINXNEST (no.38), 1 gemet en 4 roeden.
- In het MIDDELZANT (no.35), 7 gemet en 24 en een half roeden.
- Evenzo in de polder, genaamd HOESTEDE (no.6), 7 gemet en 100 roeden en 15 virgas.
- Evenzo In de MOENSPOLRE (no.40), 3 gemet en 2 lijn en 2 en een half roeden, westhalf der kerken.
- In WESTENDE, in de HOFSTEDENPOLRE (no.6), van Arnoudekin, zoon van Stillemins, 2 gemet en 100 roeden. In dezelfde polder, van Arnout, zoon van Hugonis, 2 en een half gemet en 6 en een half roeden. Van Willelmus, zoon van Walteri Custodis, 2 en een half gemet en 6 en een half roeden.
- Evenzo (van Willelmus, zoon van Walteri Custodis) in de GOETHANSPOLRE (no.5), 9 gemet en 28 roeden.
- Evenzo (van Willelmus, zoon van Walteri Custodis) in POLRE WESTENDE (no.35), in MIDDELSANT, 4 gemet en 72 roeden.
Voor de details van de polders zie Oudelandsepolder.
Bron:
Cartulaire de Saint Bavon 655-1255; 1840; charter 161, 1227, p159. Cadzandgeschiedenis, Bert Voets
|