De naam Cadzand


De afgelopen 1000 jaar zijn de volgende namen voor het vroegere eiland gebruikt:
Cesant, Caesant, Casant, Cassant, Ketsant, Cadsand, Cadsant, Cadzant, Caedsand, Caedsant, Caedzant, Caetsand, Caetsant, Caetzant, Candsand, Cascant, Catsant, Catsande, Kaedsant, Kasant, Kadzand, Cadzand, Kezant, Kerzant.
(foto links, kaart uit 1340)

Cesant, Caesant, Casant en Cassant zijn de oudste benamingen, die vanaf de 12e eeuw tot ver in de 16e eeuw gebruikt zijn in geschriften en op land- en zeekaarten  (de zandplaat werd tot 1100 beschouwd als onderdeel van Wulpen).

In die tijd was de schrijfwijze afhankelijk van het dialect, de klank en de interpretatie van de schrijver. Vanaf de 13e eeuw werd vaak een hypercorrecte ‘t’ toegevoegd (Catsant). In het algemeen werden letters ter vergemakkelijking van de uitspraak toegevoegd of weggelaten (Kezant/Kerzant). Alleen tussen 1819 en 1920 werd ‘Kadzand’ geschreven. De ‘K’ vind u terug in het gemeentewapen.

In het, onder Frans bewind behorende, Graafschap Vlaanderen werd door de elite Frans gesproken. Rond het jaar 1000 ontstonden in het noord-oosten twee zandplaten, genaamd çe sant/ Cesant (dé Zandplaat) met daar onder sut sant/Sutsant/Zuytzant (zuidelijke zandplaat). Beide zandplaten werden kort na elkaar bewoond en met behulp van cades ingedeeld in polders.

De naam ‘Cadesant’ is de Latijnse schrijfwijze van ‘Catsant’, die wordt genoemd in onder andere oorkonden uit 1112 van de St. Baafsabdij te Gent. Latijn was de voertaal in de Rooms-Katholieke Kerk. Ook de volgende namen zijn gebruikt: Cadesand, Cadezand, Cadesanda, Cadsant, Catzande, Catsande en Cadzant. De Latijnse oorkonden zijn gepubliceerd in het boek ‘ Cartulaire de Saint Bavon 655-1255 uit 1840. De Franse vertaling van die oorkonden is gepubliceerd in het boek Histoire de l‘Abbaye de St. Bavon uit 1855.

Dr. M.A. Callenfels (arts en burgemeester van Oostburg) neemt hier notitie van en publiceert een artikel in ‘Het Zeeuwsch Genootschap Der Wetenschappen’ uit 1850, waarin hij de latere schrijfwijze ‘Cadzand’ koppelt aan het voornoemde Latijnse Cade-sant (één van de gebruikte namen in de oorkonden). Cade is in het oud-Nederlands een aarden wal, ontleend aan het Franse ‘quay’. Een sant is een zandplaat, eveneens ontleend aan het Frans. Het is de meest gebruikte verklaring geworden. Buiten die oorkonden van de St. Baafsabdij komt de naam Cadesant in geen enkel ander geschrift of op geen enkele kaart voor!

Ook geschiedschrijver J. N. Despars had een verklaring voor de naam Cadzand in zijn ‘cronyke’ uit de 16e eeuw. Hij gebruikte oudere bronnen met de Oudnederlandse naam ‘Casant’, die hij vertaalde in het gangbare Middelnederlandse ‘Catsant’ en herleidde daarna de naam naar Catten: “…naer tland van Casant ofte Catsant (metsgaders dater die Cats, uyt den lande van Hessen, die eerste inwoonders of waren)…” Deze Catten vestigden zich 100 jaar voor Chr. tussen Rijn en Maas. Aangezien Franken, Germanen en andere bevolkings-groepen zich in dit gebied vestigden, waarom dan niet ook de Catten? Echter cesant bestond toen nog niet.

Met deze verklaring gaat een andere overlevering in rook op: in een niet nader genoemde stormvloed spoelde een wieg aan met een kat erin. Het was het enige levende wezen, dat de eerste bewoners aantroffen. Misschien is dit verhaal de aanleiding tot de naam van molen De Kat.

In “Bijdragen tot de Oudheidkundige Geschiedenis inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen” uit 1857 publiceert J.H. van Dale (onderwijzer/archivaris te Sluis en mede-samensteller van het Nederlands woordenboek) een artikel dat de herkomst van de naam van het dorp moet verklaren:
“Wanneer wij oude kaarten raadplegen, dan vinden wij daarop onderscheid gemaakt tusschen den naam van het vermaarde eiland Kadzand en dien van het éénige dorp, dat oorspronkelijk op dat eiland gelegen was. Draagt het eiland zijn naam reeds van zeer ouden tijd, het dorp heette aanvankelijk “ Onser Vrouwen- of Mariënkerke op Cadzand” of bloot “ Onze Vrouwe op Cadzand.”
Ongetwijfeld was de kerk van het dorp aan de moedermaagd gewijd, en ontleende het dorp aan haar zijn naam. Met dien naam van Mariakerk stemt die van het Sint Mariaveer overeen, dat Guy van Dampierre, graaf van Vlaanderen, den 18 Augustus 1280, onder zijne bescherming nam. Ook de Mariaweg, oorspronkelijk Sinte Mariaweg geheeten, van Kadzand naar Zuidzande loopende, hangt met den naam van het dorp zamen. Tevens verdient het opmerking, dat het zestiende begin van den polder van de Vierhonderd gemeten bezuiden de kerk (van Kadzand), welke polder door den Sint Mariaweg doorsneden wordt, den naam draagt van de Mariepolder. Men heeft gemeend, dat de kerk van het dorp Kadzand aan den heiligen LAMBERTUS was gewijd, en daarom de toren den naam droeg van Sint Lambrechtstoren. Dit ware niet onmogelijk, doch zoude geen, bezwaar opleveren tegen het vroeger bestaan van een anderen naam, wijl het niet zeldzaam is, dat kerkgebouwen bij groote herstellingen of verbouwingen een anderen schutsheilige kregen. Maar wij gelooven toch door den Sint Lambrechtstoren te moeten verstaan den toren van het oude Sint Lambrecht of Lambertus, een dorp, weleer op Wulpen, in de nabijheid van den Vloere gelegen, en in later tijd door de zee verzwolgen. Lambrecht of Lambertus, een dorp, weleer op Wulpen, in de nabijheid van den Vloere gelegen, en in later tijd door de zee verzwolgen.
Ook heeft men gemeend, dat Kadzand vroeger den naam van Sint Catherina gedragen heeft. Wij gelooven ook hier, zoo niet aan eene schrijffout, dan aan eene verwarring te moeten denken met het dorp Sint Catelina, dat weleer in de nabijheid van Oostburg lag (foto links, kaart uit 1570).
Wij houden het er derhalve voor, dat de oorspronkelijke naam van “het Kadzandsche dorp” Onze Vrouwekerk of Maria-kerk is, welke naam later — ten tijde der hervorming? — voor dien van het bloote Kadzand heeft plaats gemaakt.”
De ware geschiedenis van de Lambertustoren vind u hier.

Tegenwoordig worden het voormalige eiland en het dorp ‘Cadzand’ genoemd en gebruiken geboren Cadzandtenaren de namen ‘Kezant’ en ‘Kerzant’.

Tot slot, de inwoners van Cadzand hebben de bijnaam Stoepschyters; het schijnt dat men deze handeling graag deed bij een ander op de stoep:
Je durft ‘t ost nie uut te spreek‘n,
Mao ‘t is gekomm‘n deu vule streek‘n,
Je kunt ‘t beter zachtjes zegg‘n,
In vèder ’t deksel d‘r op legg‘n!

Bron:
- Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1850, M. A. Callenfels.
- Bijdragen tot de oudheidkundige geschiedenis inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen, J. H. van Dale, deel 2, 1857.
- Cronijcke van den lande ende Graefscepe van Vlaenderen 405-1492, II, 1492-1838, J. N. Despars.
- Cartulaire de Saint Bavon 655-1255; 1840
- Histoire de 'lAbbaye de Saint Bavon, A. van Lokeren, 1855.
- Oudnederlands Woordenboek (ONW) 500-1200.
- Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW) 1200-1300.
- Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) 1250-1550.
- Beknopt Geschied- en Aardijkskundig Woordenboek van Zeeusch-Vlaanderens Westelijk deel; 1874, p82; Roos, G.P.
- Pieter de Putter.
- Leendert Fremouw.
- cadzandgeschiedenis.nl, Bert Voets.