1914-1918 De Eerste Wereldoorlog

Op 31 juli 1914 besluit de Nederlandse regering, gezien de ernstige aard van de ontwikkelingen op het Europese politieke toneel, tot een algemene mobilisatie van land- en zeestrijdkrachten, in totaal 204.000 manschappen. Nederland is het eerste land in Europa dat daartoe overgaat. De eerste mobilisatiedag is l augustus. Nederland stelt zich neutraal op. Zelfs op troepenverplaatsingen van de agressor via Limburg en Noord Brabant naar België reageert Nederland niet. Het is immers een conflict tussen Duitsland en Frankrijk.

Ook Cadzandtenaren worden onder de wapenen geroepen, waaronder Wouter de Smidt jr. en Daniel Pieter van Male (foto).
Soldaat Marinus van Iwaarden uit de Bevelanden wordt in Cadzand op de hofstede Schuttershof ingekwartierd. Hij zal in 1917 deze hofstede kopen.

Op 4 augustus 1914 vallen de Duitse troepen België binnen in de buurt van Gemmenich in het noordoosten van de provincie Luik. Aangezien de Duitse opmars gepaard gaat met gruweldaden tegenover de burgers, breekt er paniek uit onder de bevolking. Als begin oktober 1914 de Duitsers Antwerpen bombarderen en vervolgens veroveren, vluchten 1 miljoen Belgische militairen en burgers massaal de grens over naar Nederland met 6 miljoen inwoners.

De Duitsers rukken verder op naar Brugge (15 oktober 1914), Blankenberge en Zeebrugge. De dagen voordien was een grote exodus naar Nederland op gang gekomen : met de tram, met bootjes op de Damse vaart, te voet en te paard. In Sluis biedt men aan ca. 15.000 vluchtelingen overnachting in het stadhuis, de kerk, op binnenschepen en in opgerichte barakken. In Aardenburg verblijven dan ca. 25.000 Belgen.  In heel Zeeland zouden begin oktober bijna een half miljoen vluchtelingen worden opgevangen. Het handelsverkeer ligt nagenoeg stil waardoor schaarste aan grondstoffen en voedingsmiddelen ontstaat.

(foto) Dominee Jacob Nicolaas Pattist (1876-1946), predikant in Aardenburg wordt door de Nederlandse regering aangezocht om de stroom Belgische vluchtelingen die een toevlucht zoeken, vooral in Zeeuws-Vlaanderen, in goede banen te leiden. Zijn functie wordt meestal aangeduid als ‘Gedelegeerde voor de Vluchtelingen in Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren’.
Dank zij een actief terugkeerbeleid van de Nederlandse overheid, gaat het overgrote deel van de  miljoen Belgische vluchtelingen na enkele weken weer terug naar België.

In Cadzand worden in totaal 397 vluchtelingen opgevangen. De vissers uit Heist liggen in de haven van Cadzand. Voor hen werd een barak gebouwd in de duinen door timmerman P. Toussaint. In het evangelisatielokaal achter de winkel van De Smidt (nu Koolsweg) gaven de Belgische leraren J. de Meulenaer (middelbare school Laeken) en P. Kersten (middelbare school Blankenberge) onderwijs. In dit lokaal was sinds 1913 ook de lagere school gevestigd, vanwege een nieuw te bouwen school aan de Prinsestraat. Hoofdonderwijzer C. Neeteson van de lagere school stelde de gymzaal ter beschikking voor de katholieke misviering.


.........................Gevluchte Belgische militairen bij Maria Risseeuw (links) en Jannis en Magdalena van Male - de Vlieger (rechts)

Al enige tijd zijn Nederlandse militairen van de Oefenings-afdeling in barakken aan de Retranchementseweg en ’t haventje gelegerd. De krijgsmacht is nogal beperkt van omvang en uitrusting. Met name op het gebied van het luchtdoel-geschut is de slagkracht vrijwel nul. Majoor der Artillerie P.D. van Essen, Commandant van de Oefenings-afdeling te Cadzand, ontwerpt een granaatwerper van 10cm. Op 30 juli 1917 is de ontwerptekening uitgewerkt en volgt er een lange ontwikkelingsfase tot na 1918.

De Landmacht experimenteert met geschut om deze geschikt te maken voor de verdediging tegen luchtaanvallen, maar deze pogingen voeren niet tot indrukwekkende resultaten. Bij wapenfabriek Vickers in Groot-Brittannië worden in 1916 drie moderne stukken luchtdoelafweergeschut besteld, maar door vertragingen in productie en levering kan er pas in mei 1918 1 stuks met zoeklicht in Cadzand in gebruik genomen worden (detachement LAMB).
foto: Vickers mitrailleur .303 inch MKI

De marine bewaakt de toegang tot de Westerschelde door kanonnen op de duinen bij Kruishoofd (Nieuwvliet) en bij Vlissingen. De agressor en Nederland legden mijnenvelden aan voor de kust. Aangespoelde zeemijnen worden beschoten om ze onschadelijk te maken. Eind 1917 wordt de haveningang afgesloten met een ijzerdraadnet tegen binnenspoelende mijnen.



.
............................Nederlandse militairen in Cadzand-dorp



(foto links) Wannis van de Ameele op de Molendijk




Nieuw was het gebruik van vliegmachines. De agressor gebruikte een vliegveld bij Knokke, de geallieerden een vliegveld bij Duinkerke. De eerste vliegmachines kwamen in februari 1915 over, lichte verkenningsvliegtuigen en al snel bommenwerpers.
Sinds 1 juli 1913 heeft Nederland de Luchtvaartafdeling (LVA) te Soesterberg. Het zijn 11 verkenningsvliegtuigen, die ongeschikt zijn voor oorlogstaken. De LVA beperkte zich tot patrouillevluchten boven het grensgebied. Het landingsveld bij Souburg wordt gebruikt om van daaraf patrouillevluchten te maken langs de kustgrens in verband met onze neutraliteitshandhaving. Nederland legt beslag op een groot aantal buitenlandse vliegtoestellen (De fabriek van Cadzand), die om allerlei redenen in Nederland gestrand zijn.

De kuststrook van Knokke en Heist ligt strategisch tussen de haven van Zeebrugge en de monding van de Schelde. Het brede strand en de duinen vormden een ideale plaats voor een vijandelijke landing.  Daarom beginnen de Duitsers vanaf december 1914 met de opbouw van de kustverdediging: loopgraven in de duinen, prikkeldraad-versperringen op het strand en machinegeweernesten.  In Zeebrugge en Brugge komen duikbootbases en in Zeebrugge en Oostende stations voor de Duitse marinevliegdienst. Meer landinwaarts leggen de Duitsers in de loop van de tijd bases aan voor bemande waarnemingsallonnen aan een kabel.

Langs de grens van Vaals tot Cadzand wordt een 180 km lange electrische draadversperring aangelegd. Hierop staat een spanning van 2000 volt. De bezetter wil zo voorkomen dat koeriers berichten over troepenverplaatsingen aan de geallieerden doorgeven. Door onbekendheid met 'electriciteit' heeft de versperring aan 2000 personen het leven gekost.
(foto rechts: De grenspost tussen Heille en Middelburg, gezien vanaf de Belgische zijde. Tussen de Duitsche en Nederlandsche Militairen in, de draadversperring onder hoogspanning.)
Er mocht wel handel gedreven worden tussen Nederland en België. De handelaar kreeg dan een “Unbedenklichkeitsbescheinigung”, een vrijwaringsbewijs.


Zeeuws-Vlaanderen komt ook in aanraking met diverse groepen buitenlandse militairen die hier terecht gekomen zijn. Deze militairen worden geïnterneerd (uitgesloten van verdere deelname aan de oorlog). Zij worden in hechtenis genomen, ontwapend en in kampen ondergebracht. In totaal worden 33.105 Belgen, 1751 Engelsen, 1461 Duitsers, 8 Fransen en 4 Amerikanen geïnterneerd. Kamp Zeist was een van de interneringskampen.

Voor 20.000 Belgische burgers verrijzen opvanglocaties in Nunspeet, Ede, Uden en Gouda.

Ierseksche en Thoolsche Courant: “Op 14 augustus 1915 wordt Kadzand opgeschrikt door een hevige ontploffing. Het blijkt dat in de nabijheid van een sleepboot, welke in dienst is van de Nederlandsche Marine, een bom gevallen is, die ontplofte.  Eenige minuten later viel een bom achter het gebouw van den sluismeester C. van den Heuvel bij de Wielingen. In de nabijheid wordt daarop nog een tweede bom geworpen, die ontploft voordat zij den grond bereikt. Stukken vliegen door de ruiten van het gebouw van den sluismeester en door de deuren van het boothuis van de NZHRM en treffen den romp van de reddingsboot, die er in is opgeborgen. De sluismeester krijgt een onbeduidende schram aan den rug, waarschijnlijk door een bomscherf. In de omgeving van de haven springen verschillende ruiten. Eenige oogenblikken later vallen nog twee bommen op een stuk weiland op ongeveer 150 meter afstand van de haven. Er worden groote gaten in den grond geslagen.
De bommen werden geworpen uit een vliegmachine, die op zeer groote hoogte vloog. De nationaliteit kon niet worden vastgesteld. Ze kwam uit het zuiden, ging ook weer in zuidelijke richting en werd door de Duitschers te Knocke beschoten.”
(In november 1917 ontvangt C. vd Heuvel van de Engelse regering een schadevergoeding. red)


Vlissingsche Courant: “Op 25 augustus 1915 vielen drie bommen bij de haven. Ze kwamen terecht nabij de hoeve van de heer Brevet, tussen het Zwin en het Wielingen­kanaaltje en dat is grondgebied van Retranchement.
De bommen sloegen gaten in een weiland en het vroon van het duin. De losse grond moet de schokken gedoofd hebben, want in de omtrek bleven alle ruiten gespaard. De bewoners en alle grenswachters bleven ongedeerd.”
Volgens onbevestigde berichten vielen 5 bommen aan de rand van Cadzand in oktober 1917.

Toen na 1916 het aantal nachtelijke bombardementen op doelen in België toenam, wapperden langs de grens op torens en hoge openbare gebouwen de Nederlandse vlag, om aan te geven dat Nederland neutraal gebied was. ’s Nachts werden steden en fabrieken in Zeeuws-Vlaanderen verlicht. De uitwerking was averechts. Er vielen bommen op Sluis op 1 oktober 1917 en 1 augustus 1918.

(foto: de haven vanuit een bemande luchtballon gezien)

In totaal zijn er in Nederland meer dan twintig keer bommen afgeworpen tijdens de ruim vier jaar, die de Eerste Wereldoorlog duurde. Doorgaans met materiële schade, maar hun psychologisch effect was heel groot. Schendingen van ons neutrale luchtruim door Britten, Fransen en Duitsers waren aan de orde van de dag. Steeds weer zagen of hoorden - vooral - de inwoners van ZeeuwsVlaanderen vliegtuigen overkomen en steeds weer was dan de vraag of zij bommen zouden laten vallen. Niettemin, als er bommen vielen was dat altijd per vergissing. Want noch Duitsland, noch Groot-Brittannië had er belang bij dat Nederland door een bomaanval in de armen van de tegenstander gedreven zou worden. Een neutraal Nederland als handelspartner, doorvoerland en rugdekking leverde zowel voor de Centralen als voor de Entenne meer voordelen op, dan wanneer het land door Britten of Duitsers zou zijn bezet. Maar voor de bevolking in de door bommen getroffen regio maakte dat uiteraard weinig uit.

Gasoorlog
Mosterdgas is een vloeistof die als zij op de huid of in de ogen komt of wanneer de damp of nevel wordt ingeademd, sterk, prikkelend en blaartrekkend werkt. De huid wordt rood en bij voldoende blootstelling vormen zich na verloop van tijd blaren. Ook op de longen en de ogen heeft het een verwoestend effect. Het kan bij hogere doses blindheid en doofheid veroorzaken. Het effect van mosterdgas is niet zo zeer een dodelijke werking als wel het uitschakelen van de tegenstanders. Bij kamertemperatuur is zuiver mosterdgas een kleurloze, geurloze, olieachtige vloeistof. Door verontreinigingen in het mengsel krijgt het echter een gele kleur en ruikt het naar mosterd en knoflook.
Hoewel er al enkele gasaanvallen waren uitgevoerd, wordt 22 april 1915 meestal genoemd als het begin van de zogenaamde ‘gasoorlog’. Bij Ieper voerden de Duitsers op die dag namelijk een aanval met mosterdgas uit.

(Kort na de aanval bij Ieper werd in Nederland een gifgasprogramma gestart en tegen het eind van de oorlog beschikte Nederland zelf over 380 ton aan verstikkende gassen. Hoewel Nederland nu in staat was zelf gasaanvallen uit te voeren, was er wel een probleem. Er waren veel te weinig gasmaskers aanwezig ter bescherming van de eigen manschappen. In april 1918, drie jaar na de aanval bij Ieper, had het leger één masker voor iedere tachtig gemobiliseerde soldaten op voorraad.)

Dit hoofdstuk uit de geschiedenis kan nog niet worden afgesloten.
In november 1918, toen de soldaten het Westelijk Front in Vlaanderen verlieten, bleven daar miljoenen granaten van Franse, Britse en Duitse makelij achter. Een groot deel bevat gifgas. Het Britse en het Belgische leger dumpten de ongebruikte munitie in zee ter hoogte van zandplaat de Paardenmarkt.
In een 'Bulletin of the Atomic Scientis' becijfert wetenschapper J.P. Zanders van de Vrije Universiteit België dat hier ongeveer 1,1 miljoen liter zuiver gifgas moet liggen: vooral mosterdgas.
In 1972 zijn enkele gasobussen uit de Paardenmarkt boven water gehaald. De granaten verkeerden in 'relatief goede staat'.
De zeestroming bij vloed is noord-oost, richting Cadzand. Uitgebreide informatie


Bron:
Jozien en Pieter Veenendaal.
fam. Risseeuw
archieven.nl
beeldbank.nl
Verwey, Albert; Holland en de oorlog; 1916.
Bommen op Nederland 1914-1918, Hans van Lith, 2001.
Zierikzeesche Nieuwsbode, jaargangen 1917 - 1920.
Vlisschingsche Courant
Ierseksche en Thoolsche Courant
Algemeen Rijksarchief Den Haag (ARA). Archief Generale Staf.
Verdediging van de zuidgrens 1914-1918, drs. W. Klinkert, 1987.
eyefilm.nl
wereldoorlog1418.nl
wikipedia.org
Cadzandgeschiedenis, Bert Voets