De molen van Aalbregtse

Aan de Mariaweg, later Badhuisweg genoemd, start in 1848 de bouw van een stenen windmolen. Vermoedelijk is de molenmaker Willem Hendrik de Graaf uit Zwolle (aan de IJssel). Een duidelijke aanwijzing kan zijn, dat de molenromp bestaat uit ijsselsteentjes. Deze baksteen wordt vervaardigd uit de rivierklei langs de IJssel.

Een grondmolen werd gebouwd op locaties in een vlak gebied met weinig bebouwing, waar weinig windbelemmering was, zoals aan de rand van Cadzand.

foto: Badhuisweg richting dorp in 1900.
Rondom een grondzeiler is eigenlijk altijd een afrastering nodig, want de draaiende wieken zijn een groot gevaar voor mens en dier. Door de gedrongen bouw scheren de draaiende wieken over het erf rondom de molen.

De molen kreeg een kettingkruiwerk, wat een zeldzaam mechanisme is dat enkel in Zeeuws-Vlaanderen en aangrenzend Oost-Vlaanderen te vinden is. Omstreeks 1920 werd het vervangen door een staartkruiwerk.
De vloerbalken zijn op het strand aangespoelde scheepsmasten.
In 1852 wordt de molen eigendom van Abraham Aalbregtse (1826-1903) en Maria Risseeuw (1823-1903). Hij is de zoon van Johannes Aalbregtse (1765-1831), molenaar/pachter vande achtkante molen te Zuidzande. Het geslacht Aalbregtse in Zeeuws-Vlaanderen is vanouds een molenaarsfamilie.
Er bestaat zelfs een familiewapen.
Foto links: het echtpaar met dochter Magdalena.
Foto rechts: De schuur rechts is afgebroken. Het pand links is verbouwd tot recreatiewoning. De hoek is afgeschuind om ruimte te maken voor paard en wagen.

De molen heeft geen naam, maar staat bekend als 'De molen van Aalbrechtse'.
Na zijn dood nemen zoon Willem (1858-1926) met echtgenote Elisabeth van Houte (1866-1933) en daarna hun zonen Bram (1895-1945) en Willem (1904-1986) de molen over.

Omdat er vanaf 1927 steeds meer bebouwing, zoals huizen en schuren, aan de Badhuisweg verschijnt, waardoor de molen te weinig wind vangt, wordt het aandrijfwerk geschikt gemaakt voor motoraandrijving. In 1930 is een vergunning aangevraagd voor plaatsing van een 25 pk elektromotor. Uiteindelijk wordt besloten voor aandrijving met een stationair draaiende tractor achter de molen. Omdat het oude systeem geen nut meer heeft, laat de weduwe van de in 1926 gestorven Willem in 1931 de molen van kap en wieken ontdoen. De molen is tot kort na 1940 in gebruik geweest.

Tijdens de bezetting is op het dak een mitrailleur geplaatst met als schootsveld de akkers langs de Ringdijk-Noord, een potentiƫle landingsbaan. Bij de bevrijding in oktober 1944 is de kelder een schuilplaats voor de bevolking. Omdat die schuilplaats slechts 1.50 hoog is, kan het verblijf niet geriefelijk genoemd worden.

Na de oorlog neemt Jozias de Hullu, de vroegere molenaar van de molen aan de Molendijk, het perceel over. Gemaald wordt er niet meer. Enkele jaren later wordt de molen overgenomen door dr. Timmer, die tegenover de molen aan de Badhuisweg woonde.

In de jaren '60 doet de molenromp dienst als woning voor wijkzuster De Jong van het Groene Kruis. Het consultatiebureau was het pand rechts naast de molen.
Uiteindelijk wordt het grondstuk met de molenromp verkocht aan dhr. Oostvogel uit Rotterdam en door de nieuwe eigenaar in gebruik genomen als recreatiewoning.
Enkele jaren later wordt de molen doorverkocht. De aanvraag van de huidige eigenaar om de molen te restaureren met steun van de overheid is door de gemeente Sluis afgewezen. Het welgemeende advies in de kantlijn (letterlijk) was de molenromp af te breken en de ijsselsteentjes te verkopen. Die brengen nog geld op.

Nu staat er al enkele jaren moderne telecommunicatieapparatuur op de molenromp.