De Fabriek Van Cadzand

De Eerste Wereldoorlog brak uit op 28 juni 1914. Er werden voor het eerst vliegtuigen als  wapen ingeschakeld. In juli 1915 had Duitsland de eenzitter Fokker EI ontwikkeld, een tweedekker bewapend met machinegeweren die via de propellerbladen konden worden afgevuurd. Twee maanden later kwamen ook de Britten met gevechtsvliegtuigen, in januari 1916 gevolgd door de Fransen.
Nederland verklaarde zich een neutraal land. Desondanks vielen meer dan twintig keer bommen in de periode 1914-1918 en kwamen 107 Duitse en geallieerde vliegtuigen voornamelijk in Zeeland terecht.

Schendingen van ons neutrale luchtruim door Britten en Duitsers waren aan de orde van de dag. Als er bommen vielen was dat altijd per vergissing. Want noch Duitsland, noch Groot-Brittannië had er belang bij dat Nederland door een bomaanval in de armen van de tegenstander gedreven zou worden. Een neutraal Nederland als handelspartner, doorvoerland en rugdekking leverde zowel voor de Centralen (Duitsland, Hongarije-Oostenrijk en Italië) als voor de Entente (Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland) meer voordelen op, dan wanneer het land door Britten of Duitsers zou zijn bezet.

Wat onze defensie betreft, liep Nederland niet vooraan in Europa. In 1913 werd de Luchtvaartafdeling ( L.V.A.) opgericht. Het is de voorloper van de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht.

Het vliegend materieel bestaat uit twee toestellen, geconstrueerd door de vliegtuigbouwer Marinus van Meel, drie Farmans van het type HF-20 en zes Farmans van het type HF-22. Daarnaast beschikte de LVA over een auto. De toestellen zijn alleen geschikt voor les- en verkenningsvluchten.




Tijdens hun opmars in augustus 1914 hadden de Duitsers heel België veroverd. De bezetters bouwden langs de kust rond de haven van Zeebrugge een verdedigingslinie met geschut en luchtdoelafweer. Zeebrugge was een uitvalsbasis voor de Duitse duikboten en strategisch gezien een uitstekende landingsplaats voor de geallieerden. Bombardementen op deze Duitse stellingen werden uitgevoerd door toestellen van de Britse Royal Naval Air Service, die in Duinkerken gestationeerd waren. Soms werden ze daarbij beschermd door jagers van het Royal Flying Corps, de luchtmacht van het landleger (RNAS en RFC werden op 1 april 1918 Royal Air Force). De veiligste heen- en terugweg was over zee en dan via het neutrale Nederland (met name Zeeuws-Vlaanderen, waar toch geen luchtafweer van betekenis stond) naar het vijandelijke doel, onder andere Brugge.
Door de eenvoudige navigatiemiddelen konden gemakkelijk fouten gemaakt worden, waardoor de geallieerde toestellen dachten dat ze boven vijandelijk doelgebied waren. Dit is de belangrijkste oorzaak van de bombardementen op Nederlandse gemeenten. Verder werden er boven België felle luchtgevechten gevoerd, waarbij toestellen van beide partijen snel boven Nederland verzeild raakten. Er vielen granaatscherven en de vliegtuigen konden neerstorten of moesten een noodlanding maken.

De Voisin LB-4 (Canon) kwam neer op 3 februari 1915 en werd de LA22, later de V-225. Hij werd wel de 'Keukenwagen' genoemd.

2 juni 1915. Een Engelse BE-2C maakte een noodlanding in de duinen van Cadzand.
Vlnr.: een wachtpost van het leger, een marinier en waarschijnlijk sluiswachter Cees van den Heuvel.

De strijdende partijen leverden ongewild gevechtsvliegtuigen aan Nederland. De meeste vliegtuigen die Nederland in de loop van de tijd in gebruik nam waren Franse, Duitse en Britse toestellen, die door navigatiefouten, motorstoring, of doordat ze aangeschoten waren, in ons land verzeild raakten. Als hun toestel dan op Nederlands grondgebied landde werd de bemanning krijgsgevangen gemaakt en de machine in beslag genomen. Veruit de meeste van de 107 vliegtuigen landden in west Zeeuws-Vlaanderen.
Er werden hier aan de lopende band zoveel vliegtuigen buitgemaakt, gedemonteerd en afgevoerd naar de vliegbasis Soesterberg, dat men sprak van 'De fabriek van Cadzand'.
Formeel diende Nederland, als neutraal land, de vliegtuigen te interneren. Na de oorlog zouden de toestellen dan tegen betaling van kosten van opslag e.d. aan de betreffende landen terug worden gegeven. In de praktijk bleken deze landen echter geen belangstelling meer te hebben voor het verouderde oorlogstuig, maar wel genegen zijn het te verkopen. Met dit in het achterhoofd spande de L.V.A. zich in om de beste vliegtuigen op te eisen. Zodoende wist de Afdeling een vloot van 69 bruikbare vliegmachines te vergaren.

De Sopwith 'Pup' A-6164 wordt op 1 maart 1917 geinterneerd. Hij wordt geregistreerd als LA41 en later als S-212.


(foto links) 21 augustus 1918, noodlanding in de Tienhonderdpolder. De bewaking geschiedt door het 14e regiment infanterie.
Enkele dagen na de landing van de Duitse verkenner van het type LVG C.VI kwamen werktuigbouwkundigen van de centrale werkplaats uit Soesterberg ter plaatse om het vliegtuig demonteren.




Een Airco DH-9, neergekomen bij de voormalige vuilstort aan de Vierhonderdpolderdijk te Cadzand op 15-09-1918. Het toestel is beschoten en geraakt in de oliekoeler. Daarom de zwarte strepen over het motorcompartiment.

Op 16 augustus 1918 is een Engels vliegtuig, type De Havilland DH-9, gedwongen te landen op zee in de Wielingen. Sluiswachter Cees van den Heuvel is daar getuige van. Hij is tevens schipper van de reddingboot ‘Cadzand’, een roeivlet. Hij roept geneeskundige hulp in en vaart zelf met zijn bemanning door het mijnenveld in de zeestrook de Wielingen naar het vliegtuig en haalt de beide vliegeniers R.M. Wynne-Eyton en Th. B. Dodwell uit het water. Dodwell was zwaargewond aan een arm. Hij wordt in het St. Anthoniusziekenhuis in Oostburg behandeld.

Om de Nederlandse neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog te handhaven, was het bezit van luchtafweergeschut noodzakelijk. In augustus 1916 werden drie 8 cm Vickers vuurmonden in Engeland besteld. In de loop van 1917 werden deze geleverd. De munitie werd nageleverd, maar "De Bestevaer" met de eerste zending werd getorpedeerd. Bovendien bleken de meegeleverde afstandsmeters ongeschikt.

Eind 1917 kreeg de luchtverdediging vorm: drie vuurmonden op zware Thornycroft vrachtwagens die 20 seconden na het halt houden van de auto tot vuren gereed konden zijn.
In 1918 kreeg de Luchtafweermotorbatterij in het kader van de neutraliteitsbewaking, van 1 mei tot 1 november luchtverde-digingstaken te vervullen te Cadzand. Een detachement van de Lucht Afweer Motor Batterij (LAMB), sterke 1 stuks plus bediening en een zoeklicht wordt geplaatst. Meerdere malen werd het vuur geopend op vliegtuigen die ons luchtruim schonden.
Herhaaldelijk gebeurde het dat, wanneer het zoeklicht bij de opsporing van vliegtuigen met de lichtbundel per ongeluk de Nederlands-Belgische grens passeerde, onmiddellijk een groot aantal Duitse zoeklichten hun licht openden en de lichtbundels op die van het Nederlandse zoeklicht richtten. De Duitsers waren waakzaam!

Zowel de Centralen als de Entente hebben volgehouden dat de schendingen van het Nederlandse luchtruim vergissingen waren. De navigatiemethoden waren indertijd primitief en zeker 's nachts was het bepalen van de eigen positie uiterst moeilijk. Voor een ander belangrijk deel werd ons luchtruim wel degelijk bewust geschonden, omdat het neutrale Nederland met zijn gebrek aan luchtafweer soms een kortere, maar in elk geval veiliger overvliegroute bood.

Bron:
E. Angelucci, P. Matricardi, Praktisch handboek vliegtuigen, 1975.
Bommen op Nederland 1914-1918, Hans van Lith, 2001.
Zierikzeesche Nieuwsbode, jaargangen 1917 - 1920.
Algemeen Rijksarchief Den Haag (ARA). Archief Generale Staf.
Militaire Spectator, 1998; artikel: Het vijfde wapen, dr. J. Janssen, 1998.
Erfgoed van Industrie en Techniek, 1995; artikel: De fabriek van Cadzand, P. Martens.
Van improvisatie tot organisatie,De voorgeschiedenis van het Korps Luchtdoelartillerie.
The Art of Staying Neutral, The Netherlands in the First World War, 1914-1918; Maartje M. Abbenhuis, 2006.
Verdediging van de zuidgrens 1914-1918, drs. W. Klinkert, 1987.
Zwinduinen en polders, E. Janssen, voorstudie explosievenopruiming.
Het Korps Luchtdoelartillerie, W.A. Feitsma, 1937.
luchtdoelartillerie.nl
cadzandgeschiedenis.nl