ZEESLAG IN 'T ZWIN

In 1336 verbood de Engelse koning Edward III de wolexport naar Vlaanderen en verlegde de Engelse wolstapel naar Dordrecht. De Vlaamse steden, die voor een groot deel afhankelijk zijn van Engelse woltoevoer, kiezen de zijde van de Engelse koning. Onder leiding van Jacob van Artevelde willen zij Edward III huldigen als hun leenheer.

Op 12 juni 1340 wil Edward III (afbeelding links) met een vloot van 260 schepen en 12.000 boogschutters naar Sluis komen.
De Franse Koning Philips VI van Valois (afbeelding rechts) besluit de schepen aan te vallen. Het Franse eskader verschijnt al op 8 juni aan de mond van het Zwin. Het bestaat uit vierhonderd zeilen (waarvan dertig Genuese galeien onder het bevel van een vrijbuiter genaamd Barbavara), en vervoert 7 à 8.000 man. Een deel van deze troepen landt op het eiland Casant, waar op bevel van opperbevelhebber Nicolas Béhuchet de bevolking wordt uitgemoord en hun bouwvallige huisjes in brand worden gestoken. Verschrikt rennen de Bruggelingen naar Sluis, uit vrees dat deze stad eenzelfde lot zal beschoren zijn, indien zij zich niet met de bescherming belasten. Maar de Franse schepen ondernemen niets tegen Sluis.

Aan elkaar geklonken door kettingen om te verhinderen, dat het getij hen zal doen afdrijven, liggen zij achter de duinen verschanst dus onzichtbaar voor de Engelse vloot het uur af te wachten, waarop de vijand het Zwin zal komen opvaren. Dan menen de Fransen onverhoeds tot aanval over te kunnen gaan en Eduard III gevangen te nemen. Maar de Engelse koning, die gedacht had, 12 juni scheep te gaan, verneemt de 10de van de Franse hinderlaag. Hij stelt zijn vertrek uit tot er een versterking van 300 schepen is en zeilt pas op 22 juni naar Vlaanderen. De volgende dag tegen drie uur 's namiddags komt de Vlaamse kust in zicht. De koning beveelt langzamer te varen en stuurt driehonderd ridders aan wal bij Blankenberge. Na enige honderden meter op het strand gelopen te hebben zien de ridders van een duintop af de hele vijandelijke vloot dwars in het Zwin liggen. Aanstonds klimmen zij weer aan boord om de koning op de hoogte te stellen. Eduard III beveelt de ankers uit te werpen, zo lang het nacht is.

De volgende morgen 24 juni zeilen de Engelsen voorzichtig op naar de Zwinmond. Terwijl zij vechten tegen wind en getij om de baai in te varen, schieten de galeien van Barbavara plotseling naar voren en binden terstond het gevecht aan. Barbavara is een meester in het manoeuvreren. Als hij zich ter entering vooruit stort, wordt Eduard III door een pijl in de dij gewond, maar vecht onverdroten door, moedig bijgestaan door zijn metgezellen. Tot slot moet de Genuees zich gewonnen geven en het ruime sop kiezen.
Nicolas Béhuchet, die geweigerd had te luisteren naar de wijze raad van Barvabara, n.1., dat men beter de volle zee kon bevaren dan in de haven van Sluis blijven, waar men het voordeel der meerderheid derfde, meende nog steeds van de overwinning zeker te zijn. Beschikte hij niet over véél meer manschappen dan de Engelsen? Hadden deze bovendien geen verliezen geleden tijdens de eerste ontmoeting met Barbavara? Zijn de Franse schepen niet talrijker en sterker dan de Engelsen? Vol vertrouwen gebiedt Béhuchet de kettingen tussen de schepen te kappen en onmiddellijk aan te vallen, aangezien de Engelse vloot thans door het getij in het Zwin gestuwd wordt. Er volgt een afschuwelijk gevecht, waarin de mannen van Béhuchet genadeloos op de oever worden geworpen, wanneer zij tenminste niet vanzelf daar hun toevlucht zoeken. Zij worden daar echter op slag door de Casantenaren afgemaakt uit wraak voor het bloedbad op Casant. Intussen duurt de zeeslag nog onbeslist voort, als plotseling de bazuinen der Vlaamse zeelieden in de oren van de Fransen weerklinken, alsof het uur der vergelding geslagen heeft. De Vlaamse vaartuigen dagen van overal tegelijk op : vanuit het Zwin, waar zij van Mude, Hoeke, Monnikerede, Damme en Brugge te hulp gesneld zijn en ook vanuit Sluis of de naburige kreken. Verenigd met de Engelsen vernietigen zij de vloot van Philips van Valois met uitzondering van vier en twintig galjoenen, die weten te ontsnappen.


Het gevecht duurde van 2 uur 's middags tot zonsondergang (24 juni, langste dag) en kostte 30.000 Franse en 9.000 Engelse soldaten het leven.

Nicolas Béhuchet valt in handen van de Vlamingen, die hem aan de ra van een schip ophangen.



Bron:
Chastelain, Jean-Didier; Bloei en verval van de Zwinstreek, 1957
Despars, J.N.; Cronijcke van den lande ende Graefscepe van Vlaenderen 405-1492, tweede deel, 1838