MOLENS VAN ZUIDZANDE

Molen Marien Weech
In 1551 meldt het leen 's Hazewalleken (bij Sluis) de ontvangst van 20 schellingen parisis, 1 gulden, wegens een vergunning, verleend aan Claas de Meulenaere tot het oprichten van een korenmolen in de parochie van Cadzand, aan de zuidkant van het eiland Zuidzande.
Tekening rechts: op de kaart van Pourbus in 1571 staat de molen aan de Marien weech.
In het jaar 1556 geeft Cornelis van der Eyken, ridder, Heer van St. Joris, de Lijsbettepolder ter bevorsching (bedijking van zout land) uit aan de gebroeders Pieter en Claas de Meulenaere.
De molen van Claas de Meulenaere aan de Marien Weech wordt in 1583 vernield door de inundatie.
Op 16 aug 1607 wordt door de Staten-Generaal aan Johan Loysz., molenmaker te Vlissingen, naar aanleiding van zijn request toegestaan een molen te zetten op Zuidzande, op voorwaarde, dat hij voor de wind zal betalen wat gebruikelijk is. Meer informatie is niet voorhanden.

Molen Molenweg



(foto links) Aan de huidige Molenweg wordt in 1765 een windkorenmolen gebouwd in opdracht van Mr. Pieter Scheyteruyt de Vos( -1769), Heer van de Heerlijkheid Nieuwvliet, Schepen en Raad van Vlissingen. De molen bestaat uit een achthoekige onderbouw en een eikenhouten romp, gedekt met riet. In de onderbouw zijn aan de voor- en achterzijde gedenkstenen ingemetseld.





(foto links) De gedenksteen aan de voorzijde heeft de tekst: Frederik Carlier 1765. Hierover is geen concrete informatie.
Als metselaar komen in aanmerking Frederik Carlier (1703-1783) uit Groede en Frederik Carlier (1733-1779), metselaar uit Middelburg.

(foto rechts) De gedenksteen aan de achterzijde toont het familiewapen van Tulleken. Mr. Ambrosius Tulleken (1728-1784), is de zoon van Geertruida Jacoba Scheideruyt ( -1733) (en Ambrosius Tulleken sr.(1686-1729), Schepen en Raad van Middelburg). Tulken jr. vraagt in 1766  een exportvergunning aan voor tarwemeel uit de ‘fabrique’ te Nieuwvliet of Zuidzande.
De Staten-Generaal verbiedt echter fabrieksnijverheid in de generaliteitslanden en indirekt daarmee de produktie van tarwemeel voor export.
Mr. Pieter Scheideruyt de Vos van Nieuwvliet sluit in dat jaar een verzekering af van 1200 gulden aan cargo vanuit het VOC-kantoor Middelburg, in naam van Ambrosius Tulleken, die inmiddels woont aan de Herengracht te Amsterdam.
In 1767 exporteert Tulleken 248 vaten tarwemeel naar de Zuid-Amerikaanse kolonie Rio Essequebo. Er volgen meerdere vrachten naar koloniën. Met verwijzing naar genoemd verbod krijgt Tulleken in 1770 een hoge boete. Het is alles overtuigend bewijs, dat beide heren eigenaar zijn van de molen aan de Molenweg. Mr. Pieter Scheideruyt de Vos overlijdt in 1769 en Mr. Ambrosius Tulleken in 1784.

De molen blijkt verkocht aan Isaac Risseeuw, fs Jacobus (1752-1812), gehuwd met Catharina van Peenen. Hij is de eerste gedocumenteerde molenaar.
Isaac Risseeuw, fs Jacobus verkoopt in 1790 de molen met woning en schuur aan Johannis Risseeuw, fs Jacobus (1765-1826), gehuwd met Sara van Cruijningen voor 2150 pond vlaams.
Johannis Risseeuw, fs Jacobus verkoopt de molen tussen 1790 en 1800 aan Gilles de Meijer, waarschijnlijk Gilles de Meijer (abt. 1725-1804) uit Nieuwvliet. (Diens zoon bouwt in 1819 de molen van Groede)
Op 13 febr 1800 verkoopt De Meijer de molen met woonhuis en schuur voor 2225 ponden Vlaams aan molenaar Johannes Aalbregtse (1766  -1831), gehuwd met Maria Butin. Bijkomende lasten zijn 8 gulden per jaar aan windbelasting, 39 gulden en 18 stuivers per jaar aan grondbelasting en 12 gulden per jaar in het fonds voor de predikant der gemeente. Aan cijns moet aan de Watering van Cadzand een stuiver per roe per jaar betaald worden.
Na het overlijden van Johannes Aalbregtse  in 1831, zet zijn weduwe Maria Butin (1790-1866) het bedrijf voort. In 1833 trouwt zij met Pieter van Aartsen, militair, later genoemd molenaar, kruidenier, tabaksteler. In 1842 koopt Maria Butin het kindsdeel van haar dochter Adriana Hendrika Cornelia Aalbregtse voor 280 gulden.
De zoon van Johannes Aalbregtse en Maria Butin, Johannes Jozias Aalbrechtse (1811-1887), molenaarsknecht, wonende te Cadzand pacht vanaf 1843 de molen met huis en schuur voor 800 gulden per jaar, “te betalen in goud- of zilvergeld, geenszins met papieren geld”.
In 1848 koopt voornoemde Johannes Jozias Aalbrechtse de molen met huis en schuur van Maria Butin en de overige erfgenamen voor 12.000 guldens. De overige woningen blijven eigendom van de erfgenamen.
Na diens overlijden in 1887 volgt David Luteijn (1867-1944) hem op, in 1925 opgevolgd door zijn zoon Izaak Luteijn (1895-1959).
Bij de bevrijding op 29 okt 1944 raakt de molen zwaar beschadigd door granaatvuur. Herstel op eigen kosten is onmogelijk. Monumentenzorg verleent geen medewerking. Hij besluit tot het gebruik van elektrische aandrijving in de onderbouw. In de winter 1954-'55 wordt de bovenbouw afgebroken. Bij gebrek aan bouwmaterialen zijn de eikenhouten balken en andere materialen meer dan welkom bij de herbouw van verwoeste woningen. Izaak Luteijn overlijdt in 1959.
De maalderij wordt in 1960 gekocht door Piet de Hulster, molenaar van de molen aan de Sluissedijk. Vanwege stormschade in 1968 aan zijn eigen molen heeft hij tot 1981 van de maalderij gebruik gemaakt. Daarna is de onderbouw verkocht aan derden.

Molen Sluissedijk
Molenaar Jozias Butin laat in 1874 aan de Sluissedijk een korenmolen bouwen door molenmaker J. de Groote uit Nieuwvliet.
Hij verkoopt de molen aan derden. In 1908 is P. Manhave de eigenaar. In 1947 komt de molen in bezit van P. de Hulster uit Schoondijke. Molenmaker Van Riet brengt in dat jaar 2 koppels nieuwe stenen aan. In 1949 zijn fokwieken met remkleppen gemonteerd van het systeem Fauël, zoals in Retranchement.
In 1960 koopt De Hulster de elektrisch aangedreven maalderij in de oude molen van Luteijn aan het Moleneind.
Door stormschade in 1968 wordt de molen aan de Sluissedijk stilgezet, om pas in 1980 door molenmakerij St.Victor hersteld te worden. In 1996 volgt groot onderhoud aan deze molen, die nog dagelijks in gebruik is tot in 2003 de molenaar overlijdt. De molen met opstal wordt in 2016 verkocht aan derden.  In 2019 wordt de molen overgedragen aan de Stichtig Behoud Zuidzandse Molen. Na een volledige restauratie gebeurt het malen thans op vrijwillige basis.
In de volksmond heet de molen De Hulster.

Bron:
Dale, J.H. van, en Janssen, H.Q.; Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen, deel 2, 1857; p164-165.
molendatabase.nl
Aalbregtse, M.A.; De molen te Zuidzande-dorp; 1974
Koopcontract 1790; Johannes van der Beke Burgmeester en Jacob Maston, Scheepen te Sluis; Zuidzande; archief gemeente Sluis
Koopcontract 1842; Notaris C. Loeff; Zuidzande; archief gemeente Sluis
Pachtcontract 1843; Notaris C. Loeff; Zuidzande; archief gemeente Sluis
Koopcontract 1848; Notaris C. Loeff; Zuidzande; archief gemeente Sluis
Brakman, J.A.; Aanvulling op de geschiedenis van de familie Brakman, deel 2; 1938; p449
Notulen van de Ed.Mog. Heren Staten van Zeeland; 1770; p715
Spooner, Frank C.; Risks at sea-Amsterdam Insurance and Maritime Europe, 1766-1780 p27-28
Resolutien van_de Heeren Staten van Holland, deel 2, 1767; p1210
Resolutien der Staten-Generaal van 1576 tot 1609; p123
Kok, G.J. de; Walcherse ketens de trans-Atlantische slavenhandel en de economie van Walcheren, 1755-1780, p275; 2019
AA, A.J. van der; Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden; dertiende en laatste deel; 1851; p323