TEGELWIJSHEID





PARABELS

DE HUISHOUDELIJKE HULP

Wij wonen in een prachtig huis. Om het schoon te houden hebben we een huishoudelijke hulp ingehuurd. Ze heeft zich vrijwillig aangemeld om het huishouden te runnen en de boel aan kant te houden volgens onze regels. Daar wordt ze riant voor betaalt en woont ook in ons huis. Dat gaat al jaren in goede harmonie.

Op een dag vraagt de huishoudelijke hulp om een verhoging van het budget, want de kosten zijn gestegen. Uiteraard wordt haar wens ingewilligd. Pas veel later ontdekken wij dat die verhoging niet voor de gestegen kosten is, maar voor een door haar zelf bepaalde loonsverhoging. Ook blijkt dat ze meer vakantiedagen en een kortere werkweek heeft dan wij. Gedane zaken nemen geen keer.

Daarna geeft ze aan, dat er dingen moeten veranderen. Ze wil het werk verdelen. Het is volgens haar heel normaal dat wij taken van haar overnemen, want wij wonen per slot van rekening ook in het huis. Wij mogen ook wel eens iets doen. Dat heet de partitiepatie-maatschappij, Ons argument dat ze zich voor dat werk heeft aangemeld en er voor betaald wordt is niet steekhoudend volgens haar.

We gaan in gesprek. Onze huishoudelijke hulp bepaalt wat in het vervolg onze taak is. Wij geven aan dat ze dan minder werk doet, dus ook minder salaris krijgt. Ook dat is volgens haar niet steekhoudend. Dat salaris krijgt ze elke maand en heeft niets met haar functie te maken.

Om een lang verhaal kort te maken: onze huishoudelijke hulp krijgt een vol salaris voor de helft van de taken waarvoor ze is aangenomen. Ze is nu ook de baas in huis, want ze bepaalt geheel zelfstandig wat er in huis moet gebeuren en door wie. Dat moet een keer mis gaan.


DE VISSERS en de WERKVERSCHAFFING

Het vredige dorpje aan de rivier leeft van de visvangst. Elke morgen gaan de 10 vissers de rivier op om hun vis voor het avondeten te vangen. Er is meer dan voldoende. Iedereen heeft te eten.
Op een dag komt de dorpsoudste op het idee om de economie van het dorp een boost te geven. Er kan meer vis gevangen worden. Daarvoor zijn natuurlijk meer vissers nodig. Er worden door de dorpsoudste 10 werkeloze mannen als visser aangesteld. Ze krijgen gratis de snelcursus “Hoe doe ik dat en waarom”, gegeven door een assistent van het dorpshoofd, die een folder over dit onderwerp heeft gelezen. De nieuwe vissers krijgen gegarandeerd werk en loon, als ze de cursus met goed gevolg afsluiten.

De dorpelingen worden verplicht om bootjes aan de nieuwelingen ter beschikking te stellen. Ook krijgen ze het bericht meer belasting te betalen (meer vis te vangen). Per slot van rekening gaat het om het verbeteren van hun eigen economie. Daar hebben ze onmiddellijk profijt van.
De nieuwe vissers gaan elke dag met hun ter beschikking gestelde boot het water op en doen wat de plaatselijke vissers ook doen, namelijk rondvaren, netten in het water gooien en weer ophalen. Een beetje onzinnig werk, maar het moet, anders krijgen ze geen loon.
Aan het eind van de dag krijgen ze via de dorpsoudste van de andere vissers hun mandje vis en gaan opgewekt naar huis. Ze hebben werk!
Het dorpshoofd is tevreden. De economie is verbeterd, want er wordt twee keer zoveel vis gevangen én er zijn 2 keer zoveel mensen aan het werk. Kijk maar eens wat voor drukte het op de rivier is!
Alleen de dorpsbewoners beseffen dat ze langer moeten werken, omdat ze twee keer zoveel vis moeten vangen.

Er is een probleem ontstaan. De visvangst is verdubbeld, maar de visstand niet. Van de 10 dorpsvissers zijn er 3 die niet genoeg vis vangen, omdat de rivier die dag al leeggevist is. Ze hebben te weinig, of zelfs niets, te eten.
De andere dorpsvissers brengen daarom hun vis, die na het eten over is naar de hut van één van hen. Daar kunnen de hongerige vissers de overgebleven vis ophalen. Ze noemen dat “de voedselbank”.
De dorpsoudste vindt het een geweldig burgerinitiatief en brengt er zelf ook een stukje vis, dat hij over heeft.


DE BAKKER en CHINA

De deurbel gaat. Ik doe open. Er staat een bakker voor de deur. “Goede middag, ik wil u graag mijn brood verkopen.”
“Dat kan bakker. Zeg maar wat je hebt.”
“Voordat ik dat vertel,” zei de bakker, ”wil ik u er eerst op wijzen dat u uw kinderen niet goed opvoedt. U legt ze allerlei regels op, die ik en mijn gezin helemaal niet vinden passen. Daar moet u iets aan veranderen.”
Ik kijk hem sprakeloos aan.
“Maar dat ter zijde,” gaat de bakker verder, “ik ben hier om zaken te doen. Wilt u mijn brood kopen?”

Dit verhaaltje lijkt op het volgende:
Een groep Nederlandse zakenmensen gaat naar China om er producten te verkopen. Als entourage nemen ze onze koning mee op bezoek. Dat geeft cachet aan het geheel.
Onze overheid is van mening dat juist de koning zaken gaat doen en de zakenmensen met hem mee mogen.
Dezelfde regering vindt dat de koning tijdens dat bezoek de Chinezen moet aanspreken op hun beleid inzake mensenrechten. Hij is er nu toch.

“Beste Chinezen, ik wil jullie graag onze producten verkopen, maar wij, 17 miljoen Nederlanders, vinden dat jullie, 1700 miljoen Chinezen, inzake mensenrechten moeten doen wat ons goed dunkt. Maar dat terzijde. Wilt u onze producten kopen?”


DE GRASMANAGER

Meneer Haag loopt langs het plantsoen en ziet iemand midden op het grasveld staan. Hij vraagt die persoon wat hij daar moet.
“Ik ben meneer Werker. Ik kom het gras maaien.”, zegt de man.
“Prima,”, zegt meneer Haag, “Dan moet je in die hoek beginnen en zo het hele grasveld doen.” en vervolgt, tevreden met zijn kordate optreden, zijn weg.

De volgende dag loopt hij weer langs het plantsoen. Er staat weer iemand op het gras. “Wat komt u doen?”. vraagt meneer Haag.
“Ik ben inwoner van dit dorp en kom het grasveld bemesten.”
“Hoezo?”, vraagt meneer Haag.
“Dan blijft het gras gezond.”, zei de dorpsbewoner.
“Dat weet ik ook wel.”, was het antwoord, “Je kunt het beste in die hoek beginnen en let op dat je de mest gelijkmatig verdeelt.”
Tevreden met zijn kordate optreden vervolgt meneer Haag zijn weg.

De volgende dag ziet hij een dorpsbewoner met een spade. Die begint in het grasveld een vak om te spitten. Ook aan hem vraagt meneer Haag wat hij komt doen.
“Ik heb van de dorpelingen opdracht gekregen een bloembed aan te leggen ter verfraaiing van het plantsoen.”
“Dat werd wel tijd ook.”, zegt meneer Haag, “zorg je dat de randjes mooi recht zijn?”
Dat belooft de dorpsbewoner en gaat aan de slag.

Tevreden bekijkt meneer Haag het resultaat van al zijn inspanningen. Het plantsoen mag er wezen. Hij roept zichzelf uit tot manager, grasmanager. Na nog een tevreden blik op zijn plantsoen, besluit hij dat hij genoeg voor de gemeenschap heeft gedaan en dat nu een ander maar iets moest doen.


DE LOODGIETER

Meneer Haag wil loodgieter worden. Hij heeft gehoord dat het goed verdient en dat hij aanzien krijgt in het dorp. Hij is immers de redder in nood, de onmisbare regelateur. Dat hij het vak niet heeft geleerd is geen probleem, want hij kan lezen en schrijven en weet wat een waterpomptang is.

Vol enthousiasme gaat hij aan het werk. Hij begint met het verbieden van andere loodgieters in het dorp. Zo houdt hij overzicht op het watergebeuren, krijgt hij alle klanten en, ook belangrijk, kan hij zelf de prijs bepalen. Er is immers geen concurrentie.

De eerste klant meldt zich. Er zit een scheurtje in de waterleidingbuis. Met veel tamtam komt de loodgieter aan huis. Hij bekijkt de situatie zorgvuldig, denkt er eens goed over na en zet probleem en oplossing in drievoud op papier. Hij gaat daarna naar huis om zijn gereedschap te halen.
Twee dagen later komt hij terug met een rolletje plakband, bestudeert nog eens goed zijn rapport en gaat aan het werk. Zorgvuldig wordt het plakband om de buis gewikkeld. Het lekt nog wel, maar het is al een stuk beter. Iedereen groetend en bedankend voor de geweldige inzet begeeft hij zich weer naar zijn winkel.

De klant staat meteen achter hem met de klacht dat het nog steeds lekt.
“Geen nood, ik kom het oplossen.”, zegt de loodgieter en komt twee dagen later. Hij bekijkt de situatie weer zorgvuldig, denkt er eens goed over na en zet probleem en oplossing in drievoud op papier. Hij gaat daarna weer naar huis om zijn gereedschap te halen. Dit keer komt hij terug met een brede rol plakband en gaat aan de slag.
Het helpt geen zier.
Daarna volgt hetzelfde ritueel, maar dan met een pleister, want een pleister houdt immers ook bloed tegen. Het helpt niet. Iedereen bedankend voor de medewerking, en wijzend op de geweldige saamhorigheid in het dorp, gaat de loodgieter naar zijn winkel om iets anders te doen.

Er komt een persoon zijn winkel binnen, die voor loodgieter geleerd heeft. Hij vertelt dat het probleem kan worden opgelost door het scheurtje dicht te solderen. Onze loodgieter antwoordt dat er al zoveel aan gedaan is, dat nóg een oplossing ietwat overdreven is.
Hij heeft een ander idee: hij sluit het water af, zodat de buis niet meer lekt. De klant moet dan zelf emmers water uit de sloot achter zijn huis halen, want daar komt uiteindelijk het leidingwater vandaan. Een beetje medewerking van de dorpelingen zelf is toch niet te veel gevraagd? Dat is nou eenmaal de participatiemaatschappij. Ik, loodgieter Haag kan niet alles oplossen!

Na het reces van 2 maanden gaat loodgieter Haag fluitend naar de volgende klus.


DE KOFFIEHOEK

Meneer Werker heeft een koffiezaak in het winkelcentrum. Om kostendekkend te draaien moet hij 100 koppen koffie à €2.50 per dag verkopen. Hij verkoopt er 50 per dag. Hij maakt daarom veel reclame om die 100 te halen.

Meneer Haag heeft een koffiehoek in het gemeentehuis waar hij werkzaam is. Om kostendekkend te draaien moet ook hij 100 koppen koffie à €2.50 per dag verkopen. Hij verkoopt er 50 per dag. Hij doet niets, want hij heeft immers een vast salaris.

Een collega van meneer Haag heeft ook een koffiehoek in een gemeentehuis. Om kostendekkend te draaien moet ook hij 100 koppen koffie à €2.50 per dag verkopen. Hij verkoopt er 50 per dag. Hij stelt daarom de prijs van een kopje koffie op €5.00.


- Meneer Werker draait goed, alleen moeten sommige klanten ruim een half uur wachten op hun koffie. Ze stapten op, omdat het te lang duurde. Daar heeft hij iets aan gedaan: efficiënter werken.

- Meneer Haag heeft in zijn koffiehoek hetzelfde probleem. Hij vindt de klanten maar ongeduldig.

-De collega van meneer Haag doet er wel iets aan. Hij laat de klanten meteen bij de bestelling betalen.


MENEER JANSEN

Meneer Jansen woont in een prachtig huis. Om het te kunnen kopen heeft hij honderdduizenden euro’s van de bank moeten lenen. Hij zal er zijn hele leven over doen om zijn schuld af te lossen. Tot die tijd is het huis van de bank. Hij heeft zelfs de werkster moeten ontslaan om alles af te kunnen betalen. Meneer Jansen is dus niet rijk, hij zit diep in de schulden.

Op een mooie dag staat er plotseling een vreemde man in zijn keuken. Hij heet Bubu en spreekt geen woord Nederlands. Met behulp van gebarentaal en toneelstukjes blijkt dat deze man uit een ander dorp komt. Daar wonen ze niet in zulke mooie huizen. Hij wil daarom in het huis van meneer Jansen komen wonen en werken om ook een mooi huis te kunnen kopen.
Meneer Jansen gebaart dat hij geen werk voor de beste man heeft en wil hem wegsturen. Daar heeft Bubu geen oren naar, want hij heeft veel moeite gedaan om in het huis van meneer Jansen te komen, dus blijft hij zitten waar hij zit.

Meneer Jansen vraagt welk vak Bubu heeft geleerd, om geschikt werk voor hem te vinden, als dat er al is. Bubu is analfabeet en heeft geen vak geleerd, maar wil wel hard werken en desnoods Nederlands leren. Meneer Jansen wil Bubu een kans geven en stelt hem een kamer in zijn huis ter beschikking, compleet met meubilair, eten en zakgeld, in afwachting van een betere toekomst. Bubu kiest zelf een grotere kamer en krijgt die.
Bubu is zuinig, houdt geld over en stuurt elke maand een klein bedrag naar zijn familie. In zijn dorp is dat geld tien keer meer waard, zodat men daar goed van kan leven. De familie besluit de broer van Bubu te sturen om nog meer geld te verdienen.

Zo gezegd, zo gedaan. Plotseling staat Baba, de broer van Bubu, in de keuken van meneer Jansen. Hij spreekt geen woord Nederlands, is analfabeet en heeft geen vak geleerd, maar wil wel hard werken. Meneer Jansen laat hem bij Bubu op de kamer wonen en geeft hem eten en zakgeld in afwachting van een betere toekomst.

Die gastvrijheid wordt een probleem voor meneer Jansen. Hij heeft immers zelf nog werk voor zolang het duurt, heeft een grote schuld vanwege zijn huis en kan daardoor amper ook nog de kosten van Bubu en Baba betalen. De beide mannen zitten de hele dag thuis te wachten op werk, maar er belt niemand. Ze sturen wel elke week geld naar huis.

Op een zonnige dag is het een drukte van jewelste in de keuken van meneer Jansen. Tientallen vreemde mannen groeten hem vriendelijk en vragen hem met handen en voeten om net zo’n goede baan en huis als Bubu en Baba.

Meneer Jansen kan het niet meer betalen, wordt overspannen, raakt zijn baan en zijn woning kwijt, zit in de schuldsanering en woont nu in een leuk rijtjeshuis.
Hij heeft gezellige buren, Bubu, Baba en de rest, die wachten op werk.

Op een mooie dag vraagt buurman Bubu of meneer Jansen een kamer heeft voor een aantal mannen die hard willen werken. Nog diezelfde dag meldt meneer Jansen zich bij een zorginstelling.


HET AKKOORD TUSSEN DE FAMILIES WERKER EN HAAG

Lang geleden, in de oertijd, leefden de mensen in hutten in een dorp aan de rivier. In zo’n dorp woonde de familie Werker.
Er woont bij elk dorp nog een familie, Haag genaamd, die in overleg met de dorpsbewoners algemene zaken regelt. De familie Haag woont buiten het dorp in een hutje op de hei, bemoeit zich nooit met de dorpsbewoners en leeft in haar eigen wereld.

Elke morgen om 8 uur lopen de mannen uit het dorp met hun zelfgemaakte netten naar de rivier om vis te vangen voor het avondeten. De techniek is om met 6 man naast elkaar een net onder water tegen de stroom in te houden en zo de vis te vangen. Deze methode wordt ‘achter het net vissen’ genoemd. Om 6 uur ’s avonds heeft men meestal 8 vissen per net gevangen. De eerste 2 vissen worden in een mandje gelegd en aan de kant van de rivier gezet. Na gedane arbeid gaat de groep vrolijk huiswaarts met de resterende 6 vissen als avondmaal.

De familie Haag gaat ook elke dag naar de rivier met een door de dorpsbewoners gemaakt visnet, echter geschikt voor 2 man. Zij bemoeien zich niet met de andere vissers. Hun vangstmethode is dan ook heel anders. Zij houden elk een punt van het net vast en houden dat dan onder water. Urenlang golft het net mee met de stroom. Aan het eind van de dag klimmen ze weer op de kant en nemen de mand met de 2 vissen, die daar was neergezet, mee naar huis.

Hoe dit in elkaar steekt weten de dorpsbewoners eigenlijk niet. Zij geven elke dag 2 vissen van hun vangst aan moeder-de-vrouw. Moeder-de-vrouw heeft van de familie Haag de opdracht gekregen om elke dag 2 vissen in een mandje vóór 4 uur aan de kant van de rivier te zetten. De vissers Werker denken dat moeder-de-vrouw deze vissen alvast bereiden en moeder-de-vrouw denkt dat het een afspraak is tussen de vissers Werker en Haag.
Dat is ook moeilijk uit te zoeken, want de vissers Haag spreken niet met de bevolking, komen niet om 8 uur, maar om 9 uur bij de rivier en gaan niet om 6 uur, maar om 4 uur naar huis. Zij vinden het namelijk geen nut hebben om lang in het koude water te staan, immers hun vis staat er al.
Op een of andere manier klopt het wel, want aan het eind van de dag heeft iedereen een vis!
Het valt de vissers Werker wel op, dat de vissers Haag veel later naar de rivier komen en veel eerder gaan. Bovendien staat er geregeld 1 visser Haag aan het net, komt de ander later, of zijn beiden niet aanwezig.

Omdat de dorpelingen de familie Haag nooit te spreken krijgen, schrijven ze een brief met hun vragen. Enkele maanden later krijgen ze een schriftelijk antwoord:
- De vissers Haag hebben een kortere werkdag, omdat dat zo geregeld is.
- De vissers Haag hebben glijdende werktijden om de file ’s morgens op het bospad te vermijden. Om dezelfde reden vertrekken zij ’s avonds eerder.
- Vanwege het reces kunnen de vissers Haag geregeld niet naar de rivier.

Het advies van de familie Haag aan de familie Werker is om ook korter te werken. Dat is goed voor de werkgelegenheid. Hierop legt de familie Werker schriftelijk uit dat het niet kan, omdat er dan te weinig vis gevangen wordt. Het antwoord van de familie Haag is, dat het wel degelijk kan, want zij werken wel korter en hebben toch elke dag vis.

Ook het argument, dat glijdende werktijden niet mogelijk zijn, omdat er 6 man tegelijk aan een net moeten staan, wordt niet ontvankelijk verklaard. Namelijk, wanneer één van de twee vissers Haag afwezig is, houdt de ander het net onder water. Het advies aan de dorpsbewoners is dan ook zich flexibeler op te stellen en creatiever te zijn.

Tot slot de kwestie van het reces. De vissers Werker worden verwezen naar de vakbond om vakantiedagen te regelen. Het argument, dat er op een vrije dag geen vis gevangen wordt en er dus geen avondmaal is, vindt de familie Haag niet steekhoudend. Er staat immers elke dag een mandje met vis aan de kant van de rivier.

Op een goede dag wordt er door de vissers Werker veel vis gevangen, twee keer zoveel dan normaal. Ze brengen alvast 2 vissen naar de kant van de rivier, hebben de man 2 vissen en bewaren de laatste 2 voor mindere dagen.
De volgende dag wordt een brief van de familie Haag bezorgd. Zij eisen ook 2 vissen per persoon. De 2 overgebleven vissen dienen met onmiddellijke ingang afgeleverd te worden aan de kant van de rivier. De verklaring luidt, dat ook de familie Haag recht heeft op meer vis. Het is een steekhoudend argument, dus wordt aan die eis voldaan.

De dag daarop is het weer een normale dag met de gebruikelijke 8 vissen. Het mandje met 2 vissen wordt aan de kant van de rivier gezet en de mannen keren huiswaarts met elk een vis.
Per Expres en Aangetekend wordt een brief bezorgd in het dorp, dat de dorpelingen niet aan hun verplichting voldoen. Er zitten maar 2 vissen in het mandje en niet 4 vissen, zoals kortelings duidelijk is overeengekomen.
De dorpelingen sturen per omgaand een brief met de verklaring, dat het een eenmalige vangst van die omvang was en dat het daarom onredelijk is meer vissen dan gebruikelijk te eisen.
Wederom Per Expres en Aangetekend wordt een brief bezorgd met de mededeling dat er elke dag een mand met 4 vissen moet worden geleverd, waarna een verzoek tot herziening kan worden ingediend over de hoogte van de vergoeding aan de familie Haag. Bij weigering zullen de netten in beslag genomen worden.

Werker en moeder-de-vrouw moeten daarom besluiten 4 vissen per dag te leveren en een schriftelijk verzoek tot herziening van de beloning en teruggave van het teveel aan reeds geleverde vissen in te dienen. Ze zijn er zich van bewust dat deze zaak maanden gaat duren en dat de kans klein is, dat de hoogte van de vergoeding wordt verlaagd. De te veel betaalde vis over die periode hebben ze eerlijk gezegd al afgeschreven, want die is dan al geconsumeerd.
Zonder netten heb je geen vissen, geen avondmaal. Dan maar een uur per dag langer werken om aan de eisen van Haag te voldoen.

De volgende dag ligt er een brief van de familie Haag. Ze zijn, na rijp beraad, tot de conclusie gekomen, dat karvervoer van de vissers Haag van hun hutje op de hei naar de rivier en vice versa noodzakelijk is voor een goed functioneren. Ze wonen immers verder van hun werkplek, de rivier, dan de dorpsbewoners en hebben bovendien een zwaardere last te dragen, namelijk 4 vissen in plaats van 2. Het initiatief tot het realiseren van het vervoer wordt toevertrouwd aan de dorpelingen.
De familie Werker dient schriftelijk het bezwaar in tegen deze maatregel, omdat ze al langere dagen moeten maken om aan hun andere verplichtingen te voldoen.

Per Expres en Aangetekend volgt een schriftelijke reactie van de familie Haag op bovengenoemd schrijven. Het streven is om moeder-de-vrouw uit haar isolement te verlossen en op te nemen in het arbeidsproces. In het onderhavige geval doet zich de gelegenheid voor deze doelstelling te realiseren door moeder-de-vrouw het karvervoer, geheel naar eigen inzicht, te laten organiseren en te onderhouden.
Kinderopvang is uiteraard de maatschappelijk plicht van de moeders-de-vrouwen die nog niet aan het arbeidsproces deelnemen. Wij zijn immers een participatiemaatschappij.

Haag komt tot de conclusie dat dit een uitstekende oplossing is, want het schept immers werkgelegenheid. Werkgelegenheid is goed voor het dorp.
De dorpelingen kunnen met recht trots zijn op hun welvarende dorp en de reeds bereikte resultaten.