De Markt in Cadzand

Als me over een markt praat kan men een verkoopplaats bedoelen, dus een plek waar bepaalde waren worden verkocht, vooral vroeger was dat meestal zo, ontstonden in grotere plaatsen vroeger de vismarkt, groentemarkt, garenmarkt, botermarkt en nog meer. Die namen en die markten vind je nog in veel steden. De functie van die markten is tegenwoordig veel veranderd, omdat op de markten nu praktisch alles verkocht word, en niet alleen groenten, vis en bloemen.

Toch heb je nog wel plaatsen waar op zekere dagen op zo een markt alleen maar bepaalde dingen, bijvoorbeeld hoofdzakelijk groenten verkocht worden. In de grote steden kan een markt ook een speciale toeristische attractie zijn, bijvoorbeeld de historische grote markt van Brussel. Maar op de dorpen had de markt, of in sommige dorpen de Brink, een meer sociale functie.

Cadzand had nooit een eigenlijke markt of brink. Het was meer een verbreding, een uitstulping van uiteinden van twee straten, waar ook de dorpspomp stond. De Mariastraat was vroeger verdeeld, eerst de Mariastraat en dan de Achterweg. Met de grote pastorie en nog een tamelijke hoog café en een bakkerij en aan de andere kant een grote burgerwoning was het toch een apart deel van het dorp met natuurlijk ook nog de dorpspomp en op de achtergrond de kerk. Was het nog maar zo. Toch nog een beetje Anton Pieck-achtig vind ik, met een dorpspomp waar de dorpelingen tijdens grote droogte hun water konden halen. Op die ruimte had vóór de oorlog, dus in de crisisjaren, toch een stuk sociaal contact plaats.
Was er een rondtrekkende artiest, die zelf acrobatische toeren deed, of had hij gedresseerde dieren bij zich, die hij kunsten kon laten tonen, dan werd er door de dorpsomroeper door heel het dorp omgeroepen met behulp van een bel, dat er vanavond om zeven uur op de markt dit of dat te doen was. s’Avonds stond die markt dan vol met mensen uit heel het dorp.
Er was dan met touwen en ijzeren staven tussen de stenen een ruimte vrij gemaakt vóór de dorpspomp, waar die artiesten konden optreden.
Auto׳s waren er praktisch nog niet en kwam er een auto dan werd het touw even opengedaan en de auto kon doorrijden. Wanneer de artiesten dan een gedeelte hadden gedaan kwamen ze met een schaal rond.
De volgende dagen werd er op het land en in de smederij of wagenmakerij nog volop over die mensen met hun kunsten, door hen zelf of door hun dieren gedaan, gepraat.

In de oorlog, als er iets bijzonders te verdelen was werd het op de markt gedaan. Ook direct na de oorlog, toen wij hier nog maar kort bevrijd waren, en er kwam vis op het dorp, dan werd door de dorpsomroeper omgeroepen door heel de gemeente, dat er vanavond om zoveel uur vis op de markt was. De vis werd door dominee Jan Talma eerlijk verdeeld. Zo kreeg hij de bijnaam Jan Vis-op-de-markt. Het konden ook klompen zijn of wat anders.
De dorpspomp op de markt werd volop gebruikt wanneer in een hete droge zomer de regenbakken leeg waren. Dan werd met grote teilen door de mensen uit de buurt water uit de pomp gehaald voor de was. Of soms ook uit de regenput van de kerk, die was praktisch nooit leeg.
Als het muziek zou spelen werd er op de markt vóór de pomp met schragen en planken een verhoging gemaakt, waar de muzikanten op stoelen konden zitten. En met feesten werd hetzelfde houten theater opgebouwd voor de kinderen om allerlei spelen te doen, onder andere het toen befaamde koekhappen. Natuurlijk was dat voor de arme arbeiderskinderen een buitenkansje om eens lekker peperkoek te eten.
Dat waren stukken peperkoek met stroop aan een touwtje en daar moest je geblinddoekt en met de handen op de rug van happen. Wie eerst de koek op had was de winnaar. De smoelen van de jongens zaten dan helemaal onder de stroop.

Leendert Fremouw, 2010