S.B.M. in de Tweede Wereldoorlog

In Mei 1940 werden 4 bruggen, waaronder 2 trambruggen opgeblazen. De verbindingen met België werden stopgezet. Gelukkig waren er bij het personeel van de S.B.M. geen doden en gewonden te betreuren.

De S.B.M. werd verplicht een bijdrage te leveren aan de oorlogsvoering ten behoeve van de zo gehate overheersers. Daarbij werd een zware verantwoording gelegd bij de leiding en de medewerkers van hoog tot laag en werden - speciaal na de invasie in Normandië in 1944 - grote risico's gelopen.

Eén van hen, Co Vasseur uit Cadzand:
Op donderdag 17 mei 1940, vroeg in de morgen, kwam de politie bij mij aan de deur en deelde mij mede, dat ik, samen met 5 collega's, in opdracht van de Nederlandse regering Duitse joden en gevangen genomen N.S.B.'ers moest transporteren in de richting van Frankrijk. Nederland had gecapituleerd en de Duitsers trokken snel op, de Franse, Engelse en Belgische soldaten voor zich uit jagende, gesteund door een superieure luchtmacht. Daarnaast waren de wegen overspoeld met duizenden vluchtelingen, zodat de ellende niet te overzien was.
Onze instructies, voor zover die al zin hadden, faalden. Eten werd eerst na drie dagen verstrekt. Ik bleef in contact met mijn collega Focke. De 4 andere collega's raakten wij kwijt. Zij zijn allen in Engeland gekomen en hebben de oorlog overleefd.
Wij strandden in Béthune (Fr), een plaats tussen Bologne en Arras, te midden van bombardementen, midden in de vuurlinie met na 3 dagen de capitulatie.
Daarna getracht met 2 vrachtauto’s weer richting Zeeuws-Vlaanderen te gaan. In De Panne (B) moest ik mijn vrachtauto in de duinen achterlaten, Focke de andere in Popperinge (B). Wij kregen oude fietsen en keerden ongedeerd op 1 juni 1940 weer in onze woonplaats terug.

In 1942 nam het aantal passagiers, arbeiders en militairen, door de werken aan de kustverdediging aanzienlijk toe. Met weinig materiaal voor onderhoud en een bovenmatig vervoer werd de lijn zo goed en kwaad als het ging onderhouden.

Enkele voorvallen:
Vanuit de stoomtram Breskens - Maldeghem spuwden twee meisjes naar een Duitse soldaat. De Ortskommandant te Oostburg bestrafte de kinderen met drie dagen hechtenis. In Breskens - waar de meisjes woonden – werd een waarschuwing aangeplakt, waarin met strenge straffen werd gedreigd in geval opnieuw een lid van de weermacht beledigd zou worden.

Op het traject Cadzand-dorp – Cadzand-haven werd een paard, dat tussen en naast de rails liep te grazen, doodgereden. Het bleek het paard van de commandant te zijn. De verantwoordelijke oppasser verdween heel spoedig naar het oostfront.

In 1942 werd door de bezetters een begin gemaakt met de aanleg van versterkingen langs en achter de kust, vooral in het gebied tussen Breskens en het Zwin. Dat bracht aanvoer van veel materiaal en arbeidskrachten met zich mee, waartoe de tram het aangewezen vervoermiddel was.
Langs de hele kust hadden de Duitsers een eigen telefoonleiding aangelegd, deels onder de grond, deels er boven. De trambaan tussen Cadzand-dorp en Cadzand- haven werd bovengronds gekruist door die kabel. Door de wind was de kabel wat slap komen te hangen. Toen een tram met machinist Vreeke en treingeleider Baert om de hoek kwam, konden zij niet tijdig remmen en werd de telefoonkabel stuk gereden. Ogenblikkelijk snelden militairen toe met het geweer in aanslag. Het was sabotage. Baert werd tegen de muur geplaats en dacht dat zijn laatste uur geslagen had. Gelukkig kwam een officier erbij, die inzag dat er van sabotage geen sprake was. Op de locomotief teruggekeerd verklaarde Vreeke dat hij niet wist wat te doen, weg rijden of fluiten.

s' Nachts reden er dikwijs lange goederentrams met militaire goederen naar de kust. Dat gebeurde natuurlijk in het duister. Op een keer is een rangeerder, die op de eerste wagon stond, door een laaghangende telefoonkabel van de Duitse Weermacht in het donker van de wagon getrokken en voor de wielen van de tram gekomen. De tram duwde in dit geval een hele rij wagons van Cadzand naar de kust. In de bocht, bij de Vlamingpolderweg, is het gebeurd. De stoker-rangeerder was een zekere Schouten.

Op een zondagmiddag werd voornoemde treingeleider Baert van huis gehaald om een tram te begeleiden, die met kiezel voor de bunkerbouw was geladen en naar Cadzand-haven moest worden gebracht. Op de locomotief ging een Feldwebel mee ter begeleiding. Bij het rangeren in Cadzand werd de régulateur van de stoom fors opengetrokken, waardoor de machine doorsloeg. De tendeur raakte kapot, wat ook de bedoeling was, en was verder rijden onmogelijk. Baert raakte in gevecht met de Feldwebel, die sabotage veronderstelde. De ijlings gealarmeerde Grüne Polizei wist de vechtenden te scheiden. De Feldwebel werd op het matje geroepen.

Op een avond kwam machinist J.D. Musson met een trein met kolen op Cadzand-dorp. Er kwam een man naar hem toe, die vroeg of de kolen voor de Duitsers waren. “Dat klopt” zei Musson. De man vertelde dat zijn vrouw al jaren ziek was en dat hij niet wist hoe de winter door te komen. “Trommel maar een man of 5 bij elkaar”, zei Musson, al stonden zo'n 50 meter van hen enkele S.S.ers op wacht, gelukkig onzichtbaar door enkele huizen en bomen. De machinist en treingeleider gingen bij een kennis op de koffie en gaven de mannen een half uur de tijd om te lossen. Toen ging het verder in de richting van Sluis. Tussen Cadzand en Retranchement werd gestopt en werden de putten in de lading van de wagons weggewerkt. In Draaibrug stond de chef de tram op te wachten. Hij zei water en bloed gezweet te hebben, maar dat het goed werk geweest was.

In de loop van 1943 zijn de Duitsers in versneld tempo aan de verdedigingswerken begonnen aan de kust vanaf Breskens tot aan de Belgische grens. De arbeidskrachten kwamen voornamelijk uit de kanaalzone (Kanaal Gent-Terneuzen) en wel hoofdzakelijk uit het Belgische gedeelte Zelzate - Gent. Zij werden gevorderd door de beruchte organisatie TODT, die met de aanleg en uitvoering van de verdedigingswerken belast was. De arbeiders zagen kans door langzaamaanacties het tempo zeer laag te houden.

De Belgen hadden het, wat levensmiddelen aangaat, veel moeilijker dan de bevolking in West Zeeuws-Vlaanderen. Echter in België waren nog artikelen voorhanden, die in Zeeuws-Vlaanderen niet meer te krijgen waren, zoals dweilen, zeep, goede vegers, zeemlappen, tabak en zelfs de veel gevraagde fietsbanden.
Er ontstond een uitgebreide ruilhandel, waarbij bovengenoemde artikelen werden gewisseld voor broodbonnen. Bij bakker Brakman uit Nieuwvliet stroomde aan het begin van de dag de winkel vol met Belgen die stapels broodbonnen inleverden. Aan het eind van de dag kwamen zij het brood ophalen, vaak met hele zakken tegelijk. Er kwam o.a. een man uit Eecloo die elke dag een volle zak brood kocht. Dat brood ging dezelfde dag nog vanuit Eecloo naar Parijs. Dat lukte, omdat op Duitse auto's, die elke dag naar Frankrijk gingen, vaak Belgische chauffeurs reden.

Er stonden dikwijls mannen van de C.C.D, (Crises Controle Dienst) om te kijken wat je vervoerde in je tas in verband met zwarte handel. Piet Robijn had stiekem een varken geslacht en bracht iets van vlees met de tram naar zijn dochter in Sluis. Hij kon de tram zonder controle in. Had hij nu niks gezegd, maar toen de tram begon te rijden zei hij “Ziezo het gevaar is geweken”. De vent naast hem zei “Doe je tas eens open” en hij werd alsnog gepakt.
====

Op 4 September 1944 werd het gehele vervoer stopgezet, overeenkomstig de instructies van de regering in Londen t.a.v. het functioneren van de spoorwegen.
De tramlijn bleef echter tot de bevrijding door de bezetter in gebruik voor militaire doeleinden, onder andere met de hulp van personeel van de S.B.M., dat gedwongen werd het bedrijf gaande te houden. Het is ook mogelijk dat medewerking werd verkregen van pro-Duitse elementen.
Vooral ‘s nachts werd alles naar de kust vervoerd, veel bouw-materialen voor de bunkerbouw, maar ook militair materiaal zoals stukken geschut en munitie. Om die reden vielen de eerste granaten in October 1944 ook op en in de nabijheid van de tramrails waarmee in Cadzand de eerste twee burgerslachtoffers vielen (Jaap Verburg en Bram van Akker bij bombardement op 8 October 1944).

Bij de bevrijding van Cadzand in oktober/november 1944 was al een gedeelte van de tramlijn rond Cadzand gedemonteerd en naar de Oostfront in Rusland gebracht. De weegbrug Cadzandria werd door de bevrijders gebruikt als keuken. Daarnaast stond een zoeklicht opgesteld.

Bron:
De Geschiedenis van de Stoomtrammaatschappij Breskens – Maldeghem, J. Stroeve JEz., 1984.
Leendert Fremouw.