SCHIPBREUK WILLIAM WARD.
In den nacht van Zaterdag op Zondag 11 December 1906 is nabij de haven van Cadzand, ongeveer 150 meter over de Nederlandsche grens in de richting van Knocke (België), vermoedelijk eene Engelsche barge gestrand. Zondagmorgen omstreeks half zeven ontdekte men het in nood verkeerende schip.
De bemanning had reeds een toevlucht in den mast van het vaartuig gezocht, althans men zag daarin drie man, vermoedelijk vastgebonden. Door eenige personen werd met een sloepje nog een vergeefsche poging in het werk gesteld om bij de ongelukkigen te komen en hen te redden, doch de sloep werd terug geslagen. Omstreeks zeven uur sloeg de mast overboord en van de zeelieden werd niets meer gezien. Te half acht werd in de nabijheid van de haven een lijk op het strand gewor pen, dat gekleed was in een grijs pak, aan de voeten waren rijgschoenen, verder was het gekleed in een rood fluweel onderhemd, grijs sporthemd met zwarte strepen. De zeeman is ongeveer zestig jaar; op zijn linkerarm staan de letters E. C. Het lijk is voorloopig geborgen in het vuurpijlhuisje nabij de haven.
Het schip is geladen met Boomschen steen, en kwam vermoedelijk van Antwerpen. Voor een groot gedeelte is het schip stukgeslagen en zit dit onder water; de wrakstukken liggen wijd en zijd op het strand verspreid. Op een dier wrakstukken waren eenige moeilijk te ontcijferen letters ingebrand, Ook een gedeelte van een sloep is aangespoeld, waarop staat „William Ward" en J.T.R.
De reddingboot van Knocke kwam te acht uur op de plaats des onheils en ging in zee, maar ook haar bemanning kon geen naam of nationaliteit gewaar worden en keerde onverrichter zake naar het strand terug. Er stond veel zee op de kust.
Onze berichtgever vraagt waarom geen pogingen in het werk zijn gesteld, om eene lijn naar het in nood verkeerende schip te schieten. Was de persoon die daarmede belast is onbekend met dit toestel, dat hij dan daarmede spoedig op de hoogte gesteld worde is zeker gewenscht en noodzakelijk.
Van de met man en muis verongelukte Engelsche barge, nabij de haven van Cadzand, is op 14 December bijna niets meer te bespeuren. Het schip, nl. de overblijfselen daarvan, zakt steeds dieper in het zand. Hoewel men steeds nauwkeurig het strand onderzoekt, zijn nog geen meerdere lijken gevonden.
Bron:
VIissingse Courant, 13 December 1906
|