CADZAND, IMMIGRANTEN, 1685

Begin 17e was al een grote groep gevluchte protestantse Vlamingen via De Bevelanden/Walcheren naar 't Land van Cadzand gekomen. Een groep immigranten uit Salzburg en groepen protestantse Franse vluchtelingen volgden.

Aanleiding voor de migratiegolf was het besluit van Lodewijk XIV op 17 oktober 1685 om het Edict van Nantes te herroepen. Dat was in 1598 uitgevaardigd door de Franse koning Hendrik IV om een einde te maken aan godsdienstige twisten in Frankrijk. De hugenoten (protestanten) kregen onder meer rechten op uitoefening van hun geloof. Maar nu werd het Edict door de Zonnekoning herroepen met het Edict van Fontainebleau, dat een eind moest maken aan de invloed van de door Franse katholieken intussen gehate hugenoten.

Zo kwam in 1685, nadat eerst eind juni 1685 de kerk te Guînes was gesloten, en daarna op 18 oktober 1685 het Edict van Nantes was herroepen, vrijwel de gehele protestante bevolking, onder aanvoering van hun predikant Pierre Trouillard, naar het gebied van Groede en Cadzand. De keuze voor dat gebied was niet zo toevallig.

Het land van Cadzand was verarmd. De afgelopen jaren zorgden grote droogte en langdurige regen voor slechte oogsten in 1679, 1680 en 1681. De boeren moesten vee en land verkopen om aan hun verplichtingen te voldoen. In 1682 werd een groot aantal polders door een geweldige stormvloed overspoeld. Hofsteden werden verlaten, het land werd voor een vijfde van de waarde verkocht of onbebouwd gelaten.

Voor de hugenoten, edelen, gefortuneerde zakenlieden, maar vooral boeren en ambachtslieden, was dit de gelegenheid om naar het protestantgezinde Cadzand te emigreren. Niet alleen lag het tamelijk dichtbij, zo'n 125 km, maar er waren ook al decennia lang vele relaties tussen beide gebieden. Bovendien bestond er in Groede al sinds 1618 een Waalse kerk, om de vele gevluchte Fransen (met name aanvankelijk uit de gebieden rond Lille) te bedienen.

De namen van Franse vluchtelingen die in 1685 naar Cadzand kwamen (soo is 't, dat wij overbringen de Fransen onder ons districkt sijn komen wonen, ende sijn alsvolcht):
Marij Batton, weduwe van Piere Latur, drie kinderen,
Isaack Kerpentije, zijn vrouw, vier kinderen,
Jan Saeijse, zijn vrouw, twee kinderen,
Isaack Crens, vrouw, vijf kinderen,
Merck Dure, vrouw, twee kinderen,
Daniel de Noel, vrouw, drie kinderen,
Isaack Teveleijn, vrouw, drie kinderen,
een weduwe Ester Duru, met drie kinderen,
een dochter, met name Ester Errijba,
een jonkman, met name Jacob Lekort,
Jan Labijck, vrouw, drie kinderen,
Pieter Konte, vrouw, een kind,
Isaack van Houte, vrouw, drie kinderen,
Jan Albert, vrouw, een kind,
Abraam Poreij, vrouw, twee kinderen,
Jacob van Houte, vrouw, vier kinderen,
Isaac Clerbaut, vrouw, twee kinderen,
Jean Cappon, vrouw,
Marie Mangné, twee kinderen.

Mede door de vestiging van hugenoten groeide de bevolking in West Zeeuws-Vlaanderen van 12.769 in 1698 naar 24.307 in 1849. Midden 19e eeuw gaf dit problemen met de werkgelegenheid, wat een emigratiegolf naar Zuid Amerika en Noord-Amerika op gang bracht.

Bron:
Rechterlijk archief Vrije van Sluis 384, nr. 63, bewerkt door dr. J. de Hullu en drs. Huib J. Plankeel.
Dr. J. de Hullu; Nota betreffende de geschiedenis van de Nederlandsch-Hervormde Kerk te Cadzand; 1925