17) VIERHONDERPOLDER BEZUIDEN DE KERK, 9de BEGIN. Provinciale weg 1 (De Vijverhoeve) In 1676 woonde hier waarschijnlijk Simon Verdouw. In 1685 werd deze hofstede bewoond door Jannes Cappon en Neeltje van Overbeeke, aan wie Simon Verdouw de timmer op 30 maart 1685 verkocht voor ƒ 1.600,-. Na het overlijden van Cappon hertrouwde de weduwe op 14 januari 1703 met Daniël Le Quoy (of Lako), weduwnaar van Grietje Vermeulen. Op 4 april 1719 droeg Le Quoy de timmer met nog een arbeidershuisje voor ƒ 1.400,- over aan zijn stiefzoon Jannes Cappon en Johanna van Eijk. De vrouw is gestorven omstreeks augustus 1730 en de man hertrouwde op 13 juni 1734 met Sara du Bois. Cappon stierf op 20 januari 1738 en zijn tweede vrouw hertrouwde op 7 juli 1741 met Joost de Zoute. Na haar overlijden op 12 maart 1751 hertrouwde De Zoute op 17 juli 1756 met Maatje Borgonje en overleed op 16 december 1785. Zijn weduwe bleef op de hofstede tot 1797. Toen heeft zij het gebruik overgelaten aan haar zoon Jozias de Zoute en Magdalena van Melle. Deze laatste overleed op 14 december 1822. In 1835 is de hofstede publiek verkocht voor ƒ 135,- per gemet aan Izaak Cappon en Janneke Frelier, die in 1870 zijn opgevolgd door hun zoon Izaak Cappon en Neeltje Jozina de Bruijne, welke in 1877 een nieuw woonhuis hebben gebouwd op de kelders van de vorige woning uit 1668. In 1881 is de timmer met een deel van de landerijen verkocht aan 's mans broer Jacob Cappon (1836-1910) en Jannetje Risseeuw (1840-1906) (foto links). Als dijkgraaf diende Jacob Cappon het calamiteus waterschap Tienhonderd en Zwarte gedurende 30 jaar. Ook is hij 18 jaar lang voorzitter van kerkvoogden van de Ned. Herv. gemeente geweest. Tot zijn overlijden was hij directeur van de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij, gevestigd te Groede. In 1883 is tijdens een onweer de schuur afgebrand en hetzelfde jaar herbouwd. In 1898 zijn op het hof gebleven de zoon Jannes Cappon en Maria Risseeuw. De man is overleden op 19 mei 1902 en de weduwe is in 1903 vertrokken. In haar plaats zijn in 1903 gekomen van onder Schoondijke Izaak de Bruijne Mattheüszoon en Janneke Cappon, een dochter van Jacob Cappon, voornoemd. Dit echtpaar werd in 1942 opgevolgd door de zoon Jacob de Bruijne gehuwd met Jacoba Dhont uit IJzendijke. Diverse malen verkocht aan derden. In 2007 gekocht door Piet van Iwaarden en Anneke Basting, gekomen van Het Schuttershof (nr.6). Vanaf midden 17e eeuw werd in de oogsttijd het vaste personeel aangevuld met seizoenarbeiders uit Vlaanderen. De arbeiders woonden in een huisje, dat speciaal voor dit doel bij elke grote boerderij gebouwd was, de zogenaamde Vlaamse keet. Dit onderkomen bestond uit een enkele kamer van 6m x 3 ½ m om in te slapen en te koken. Van de boer kregen de werknemers bonenstro als brandstof om hun eigen maaltijden te bereiden. Brood, varkensvlees, vet, melk en andere etenswaren kochten ze bij de boerin. Hun kost was in de regel uiterst eenvoudig en bestond enkel uit karnemelkse broodpap. Op een gemiddelde boerderij met 67 ha grond, werd ongeveer 30 ha jaarlijks ingezaaid met tarwe en tuinbonen. Om deze gewassen te maaien, te binden en de schoven rechtop te zetten, waren 30-40 werknemers nodig. Ze werkten in eenheden van vier : twee sneden het graan, twee bonden het graan en stapelden het op. Op deze manier kon een team de hele oogst van een boerderij in ongeveer vier dagen afmaken. Door de bevolkingsgroei begin 19e eeuw nam de vraag naar Vlaamse seizoenarbeiders geheel af. Bron: De Hofsteden van Cadzand, J. de Hullu, 1928 De hofsteden van Cadzand, Retranchement en Zuidzande, drs. H.A.M. van de Vijver, 1977 Zeeuws Archief Thomas Radcliff; A report on the agriculture of eastern and western Flanders; 1819 Cadzandgeschiedenis, Bert Voets |