36) ZWARTEPOLDER. Strijdersdijk 9 (het hof Sint Jan alias De Hoogte) Op de plaats van de hofstede stond tussen 1599 en 1605 het redoute Sint Jan, een Spaans fort aan het Zwarte Gat. In het begin van de jaren 1700 woonden hier waarschijnlijk Jean Albert en Madeleine de Seine. Na het overlijden van Albert hertrouwde de vrouw op 24 juni 1714 met Paul Ie Plat, die in augustus 1718 overleed. De weduwe overleed op 11 augustus 1730. Op 3 april 1762 droegen de erfgenamen van Jacoba van Orliëns, weduwe van Jacob de Witte, als eigenaren aan Jacob de Hullu en Maria Elizabeth Ie Mey de timmer van deze hofstede met de eigendom van 116 gemeten 233 roeden land benevens een arbeidershofsteedje staande op de dijk voor de hofstede over voor ƒ 2580,-. Van het land was 80 gemeten 56 roeden gelegen in de Zwartepolder en 36 gemeten 177 roeden in de Tienhonderdpolder. In 1766 is op deze hofstede gebleven de zoon Nicolaas de Hullu, gehuwd met Christina de Reu, aan wie de timmer op 20 maart 1767 werd overgelaten voor ƒ 1500,-met de baning van 142 gemeten pachtland tegen ƒ 6,- per gemet 's jaars, terwijl de lasten en het watergeschot voor rekening van de eigenaar bleven. Nicolaas de Hullu overleed op 1 januari 1784, Christina de Reu op 24 september 1790. In 1791 is hun zoon Jean de Hullu, gehuwd met Esther van Houte op de hofstede gebleven. De vrouw overleed op 21 januari 1813 en de man hertrouwde op 19 mei 1813 met Maria Brevet. Deze stierf op 19 juni 1817 en Jean de Hullu op 19 november 1823. Daarna is de hofstede verkocht aan Johannes Risseeuw en Jozina de Hullu Abrahamsdochter. Deze hebben hier gewoond tot in 1828 en zijn toen vertrokken naar het hof De Drieweg onder Groede. In datzelfde jaar is het hof verkocht aan een zekere De Bruijn uit Middelburg en een tijdlang voor deze bekasteleind geworden. In 1830 is er als pachter gekomen Jannes Bostenbrie die in 1833 werd opgevolgd door Jannes de Keuninck en Maria de Gardeijn. De man stierf op 27 mei 1851 en de vrouw op 30 september 1861. In laatstgenoemd jaar is de zoon Jacob de Keuninck, gehuwd met Maria Masclee, op de hofstede gebleven. In 1864 is hier een nieuw woonhuis gebouwd. In 1900 is tijdens een onweer de schuur afgebrand. De man is overleden op 2 februari 1905 en de vrouw op 9 maart 1913. Daarna is het hof beboerd door hun zoons Jannes, Izaak en Abraham de Keuninck. In juli 1925 heeft de eigenaar, W. J. Sprenger te Middelburg, de hofstede met omtrent 98 gemeten land publiek verkocht aan Daniël Dekker en Jacoba Dieleman. De gebroeders de Keuninck zijn in 1926 vertrokken en toen zijn de kopers erop komen wonen. Zij hebben het hof in 1928 weer verkocht aan Petrus Faes en Jobina Kopmels die in hetzelfde jaar van Bedum in Groningen naar hier verhuisden. In 1937 waren hun dochter Helena Faes, geboren in 1907 en haar man Louis de Winter, geboren in 1903 te Ovezande, die in 1935 waren gehuwd, eveneens op de boerderij werkzaam. Petrus Faes stierf in 1960. Naast een landbouwbedrijf is het ook een groot kampeerbedrijf (camping De Hoogte) geworden. In 1962 werden na hun huwelijk de zoon André de Winter, geboren in 1937 en Antoinette van de Plasse, geboren in 1940 te Cadzand, eveneens in het bedrijf opgenomen. Bron: De Hofsteden van Cadzand, J. de Hullu, 1928 De hofsteden van Cadzand, Retranchement en Zuidzande, drs. H.A.M. van de Vijver, 1977 Heemkundige Kring Zeeuws-Vlaanderen, 2011 |